Hebben we deze eeuw ooit zo’n kabinet gehad? Balkenende I met de LPF, de voorloper van de PVV, was beneden alle peil, Rutte I met de PVV ging de boeken in als een faliekante mislukking, maar PVV I slaat alles. Het zijn amateurs en dan nog uit de laagste klasse, de onderbond. Een kroegelftal dat na een nacht zwaar stappen op de vroege zondagochtend bedenkt, dat ze ook nog moeten voetballen.

Drie van de vier partijen hebben nooit regeringsverantwoordelijkheid gedragen. Twee, NSC en BBB, zijn nieuwkomers. De grootste, de PVV had even meegedaan, als gedoger van Rutte I, maar Geert Wilders liep al gauw weg en ging toch liever onrust stoken en de nationale onderbuik kietelen. Alleen de VVD is een gevestigde partij maar heeft een onervaren leider. Maar goed, je gunt iedereen een eerlijke kans en dan knijp je wel eens een oogje toe.

De uitslag van de Kamerverkiezingen van vorig jaar november liet geen andere conclusie toe dan dat de kiezer ‘zoiets’ wilde. Over hoe ‘zoiets’ uitpakt, daar denkt de kiezer meestal niet lang na. Of ‘zoiets’ kan regeren, hij zal het wel zien.

(Anders dan veel professionele waarnemers denken, staat de politiek bij de meeste burgers niet hoog op de prioriteitenlijst. Ze hebben andere zaken aan het hoofd: gezin, werk, hypotheek, vrienden, (sport)vereniging, en verwachten niet te veel van de politiek. En als het niet bevalt, straffen ze de ‘knoeiers in Den Haag’ af. Dat gebeurt trouwens steeds vaker.)

Als je regelmatig stukjes over politiek schrijft, ga je uit van een zekere ondergrens. Je weet dat van de meeste plannen weinig terecht komt, dat politiek voortmodderen is, dat enigszins bekwaam op de winkel passen het maximaal haalbare is. En dat als er een ramp uitbreekt, een pandemie, een ernstige financieel-economische crisis, je maar moet hopen dat de schade beperkt blijft. Dat is geen makkelijke, hoofdschuddende minachting voor de politiek. De meeste politici doen wat ze kunnen en vaak hun best maar dit is het wezen van het bedrijf. En sommigen doen het beter dan de anderen.

Met dit in het achterhoofd mag je wel een paar eisen van vakmanschap stellen. Ik zal niet zeggen dat we verwend waren met Mark Rutte, maar hij was tijdens zijn 14 jaar als minister-president de enige politicus van formaat. Hij won verkiezingen, zat vier kabinetten voor, overleefde schandalen en bleef te lang aan. (Dat doen de meeste redelijk succesvolle regeringsleiders). De enige tegenspeler van een zeker kaliber was Wilders maar die bleef liever herrie schoppen aan de zijlijn.

Nu moeten we het in het Torentje doen met Dick Schoof. Wat hem heeft bezield om minister-president te worden bij de genade van Wilders, Joost zal het weten. Laten we voor de verandering een keer van het positieve uitgaan en niet meteen roepen: ijdelheid en zelfoverschatting. Dus toen op Schoof een beroep werd gedaan om het land te dienen, gaf hij daaraan gehoor. Hij was jarenlang topambtenaar geweest en kende het wereldje. Waarschijnlijk dacht hij oprecht dat hij het zou kunnen. We gunnen hem het voordeel van de twijfel.

Maar hij kwam er al snel, bij het debat over de regeringsverklaring, achter dat politiek toch een heel ander, veel rauwer metier, is dan de ambtenarij, al is het daar ook niet altijd koek en ei. Wilders maakte duidelijk wie de baas is en Schoof wist niet wat hem overkwam. Als hij al illusies had over de eigen positie, konden die meteen in de vrieskast. Hij was zetbaas, meer niet.

Nu kun je ook als zetbaas groeien, je zou filiaalhouder kunnen worden. Als je het goed doet, goede cijfers kan overleggen, moet dat mogelijk zijn. Maar voorwaarde is wel dat je bekwaam personeel hebt en dat je hen kunt ‘inspireren’. En helaas, nou ja, moeten we vaststellen dat van Schoof weinig uit gaat. Als zich een indruk heeft vastgezet, is dat hij niet op zijn plaats is, laat staan zich op zijn gemak voelt, kortom, ondanks zijn jaren als Haags ambtenaar een vreemdeling in het politieke Jeruzalem.

En dan moet hij zich ook nog behelpen met een kabinet dat die naam eigenlijk niet verdient. Het is een bijeen geraapt zooitje, soms letterlijk, want waar Wilders en Caroline van der Plas (BBB) hun bewindslieden vandaan schraapten, weten ze waarschijnlijk zelf niet meer. (Uit beleefdheid hoor je dan te zeggen: de goeden niet te na gesproken). Dan krijg je figuren als Femke Wiersma (BBB, landbouw) en Dirk Beljaarts (PVV, economische zaken) en anderen van wie ik de naam zou moeten opzoeken. Je kunt hopen dat het meevalt, dat ze het snel oppiken, maar dan leg je de lat wel erg laag voor iemand die een departement moet runnen. En ik denk trouwens dat het er niet in zit.

Het zou misschien nog net gaan, op een absoluut minimum niveau, als de partijen elkaar zouden vertrouwen en iets zouden gunnen. Maar ook dat kunnen we vergeten. Het is en blijft een bouwval, opgetrokken op drijfzand. Eind augustus stond de boel volgens de NOS al op instorten toen VVD en NSC slaags raakten over de begroting en de VVD ‘de stekker eruit wilde trekken’. Dankzij ingrijpen van Wilders staat de zaak nog overeind, maar hoeveel crises en crisisjes waar we nog niets van weten, zouden er al zijn geweest?

Dit kan op den duur niet goed gaan en daarom, heer, verlos hen, en ons, uit hun lijden.