Mocht het kabinet-Schoof binnenkort ten val komen, dan wordt het in elk geval niet het kortst zittende missionaire kabinet van na de oorlog. Die ‘eer’ blijft (overgangskabinetjes buiten beschouwing gelaten) weggelegd voor Balkenende I. Dat kabinet regeerde van 22 juli 2002 tot 16 oktober van hetzelfde jaar. Schoof en zijn bewindslieden werden op 2 juli van dit jaar beëdigd, terwijl het vandaag 4 oktober is. Zelfs al zou het huidige kabinet heel snel zijn ontslag indienden, Balkenende I inhalen lukt niet meer.
Wel zijn er enkele parallellen te trekken tussen Schoof I (Schoof II zal er neem ik aan nooit komen) en Balkenende I. De meest in het oog springende is natuurlijk dat beide kabinetten voor een deel op populistische partijen steunden. In Balkenende I was dat de LPF (het bestond verder uit het CDA en de VVD). Het zittende kabinet telt vier partijen, waarvan er zeker twee populistisch te noemen zijn: de PVV en de BBB. De VVD en het NSC zullen we maar niet als zodanig aanmerken.
Een andere overeenkomst is dat de twee kabinetten voor een deel bewindslieden telden die als zwak, of in elk geval amateuristisch zijn te kenmerken. In Balkenende I waren dat onder meer Herman Heinsbroek en Eduard Bomhoff. In het kabinet dat nu regeert kun je onder meer Marjolein Faber, Reinette Klever, Fleur Agema en Femke Marije Wiersma als niet sterk betitelen. Vlak trouwens ook Mona Keijzer niet uit, al heeft ze – in tegenstelling tot de hier genoemden – politieke ervaring.
Een derde gelijkenis is de zwakte van de populistische fractie(s). In Balkenende I maakten de LPF-Kamerleden voortdurend ruzie. De fractie bestond voor een deel uit gekken, die van de warboel in hun hoofd geen geheim maakten.
De PVV-fractie telt vooral gehoorzame jaknikkers, die braaf doen wat hun opperhoofd verordonneert. Een groot aantal komt niet eens opdagen bij Kamerdebatten. Ze krijgen hun niet geringe vergoeding zo wel overgemaakt. Dat neemt niet weg dat de fractie van PVV een net zo beroerde indruk maakt als de LPF-fractie in Balkenende I.
Veel BBB’ers kun je niet van nietsdoen of de kantjes eraf lopen beschuldigen. Er zijn heel wat hardwerkende Kamerleden bij. Toch is er maar één beeldbepalende figuur: fractievoorzitter Caroline van der Plas. Of ze nog lang beeldbepalend zal zijn durf ik niet te voorspellen. Ze kakelt meestal als een kip zonder kop, maar dat doet de rest van haar partij ook. Ik vrees dat de BBB niet al te veel zetels zal gaan halen.
Er zijn dus enkele overeenkomsten tussen Balkenende I en Schoof-I. Maar er zijn ook grote verschillen. In Balkenende I zat maar één populistische partij. Bij de verkiezingen was die als nummer twee geëindigd. Schoof I bestaat uit minimaal twee partijen die zeggen te zullen doen wat het Volk wil.
Misschien moet je de NSC van Pieter Omtzigt ook wel als zodanig bestempelen. Hoewel: een coalitiepartner waarvan de leider wegens overspannenheid een time-out neemt, is volgens mij nog nooit vertoond. Je kunt je nauwelijks voorstellen dat deze partij nog lang bestaat.
Hoe dan ook: het kabinet moet eerst nog maar eens opstappen. Voorlopig zit het er nog, al schijnt het bij diverse gelegenheden erg spannend geweest te zijn.
Interessant is de vraag uit welke partijen het volgende kabinet zal bestaan. Balkenende II zag er heel anders uit dan Balkenende I. De LPF was vervangen door D66. Het is zeer twijfelachtig of het merendeel van de kiezers een vergelijkbare partij als een vooruitgang zou beschouwen. Het electoraat is niet meer hetzelfde als ruim twintig jaar geleden.
Geef een reactie