De Adviesraad voor Internationale Vraagstukken (AIV) wil een ‘herijking’ van het Nederlands beleid voor het Midden-Oosten. Met partners in de ‘internationale gemeenschap’ moeten Nederland en Europa zich inspannen voor een staakt het vuren in Gaza en Libanon. Ook moeten we het uitbreken van een grote regionale oorlog, – lees tussen Iran en Israel- , voorkomen.
Het zal u niet verbazen dat de Raad een twee staten-oplossing voor het Palestijnse conflict aanbeveelt, radicalisering en terrorisme wil ‘indammen’ en een striktere naleving van internationaal rechterlijke verplichtingen bepleit. Dit gaan we doen als ‘kritische vrienden van zowel Israel als de Palestijnen’. Hoe komen ze erop, vraag je je af.
Het aanroepen van de ‘internationale gemeenschap’ heeft bijna iets aandoenlijks. Het wekt de indruk dat zoiets bestaat. Inderdaad, we hebben de VN, die haar hoofdbureau’s heeft in New York en Genève, maar wat in die gebouwen gebeurt, zal de loop van de geschiedenis niet veranderen. Dat heeft het nooit gedaan en zal het vermoedelijk nooit doen. Helemaal nutteloos is de VN niet, organisaties als UNICEF (hulp aan kinderen), UNHCR (hulp aan vluchtelingen) en World Food Program (bestrijding van hongersnoden) doen belangrijk humanitair werk. Alleen, de vredesduif zal niet vanaf het VN-gebouw gelost worden.
Buiten die palavercentra heerst anarchie heerst en geldt meestal het recht van de sterkste. Het is de wereld van de brute machtspolitiek waar hooguit lippendienst wordt bewezen aan nobele intenties. In het Midden-Oosten zien we dat sinds de pogrom van 7 oktober elke dag. (Ook in Oekraïne natuurlijk, maar onze Adviesraad dacht na over het Israelisch – Palestijns conflict).
De Amerikaanse minister van buitenlandse zaken Antony Blinken is nu voor de elfde keer in de regio. Doel is net als bij de voorgaande 10 keer de strijdende partijen tot een wapenstilstand te bewegen. Dat is hem de voorgaande keren niet gelukt en waarom zou het nu wel lukken?
De VS is de machtigste staat ter wereld, maar in het Midden-Oosten stuit het op zijn grenzen. Washington zou als de machtigste bondgenoot en beschermer van Israel grote invloed op Jeruzalem moeten hebben. Maar wat en hoe Blinken en zijn president Joe Biden ook proberen, te weinig aldus de kritiek, de Israelische premier Benjamin Netanyahu geeft geen krimp. Netanyahu heeft om diverse redenen geen boodschap aan Biden en Blinken. Het gaat ook om zijn eigen politieke overleven, absoluut, maar vooral om de machtsverhoudingen in het Midden-Oosten.
Jeruzalem ziet nu de kans schoon om zijn machtspositie, en dan voornamelijk de afschrikkingsmacht, te versterken. Door de pogrom van 7 oktober toen Israel werd verrast door de terroristen van Hamas, had die afschrikkingsmacht aan geloofwaardigheid ingeboet. En hoe cynisch het ook klinkt, dankzij de pogrom hebben ze de kans dit te herstellen en voor alle zekerheid er nog een forse schep bovenop te doen.
Met de oorlogen in Gaza en Libanon wil de Israelische regering Hamas en Hezbollah voorgoed uitschakelen. Dat is het doel op de korte termijn. Het grote strategische doel is de Arabische landen, Iran en zijn satrapen zo veel angst aan te jagen, dat ze het uit hun hoofd zullen laten Israel aan te vallen. Netanyahu zei het met zoveel woorden: geen Arabier mag zich zich veilig voelen. En de ayatollah’s in Teheran evenmin, had hij er aan toe kunnen voegen.
Of die beide doelen haalbaar en verstandig zijn, is kennelijk vers twee. Als je zo vernietigend te keer gaat, verspeel je de laatste resten goodwill van de internationale gemeenschap. Dat zal Netanyahu en co een zorg zijn, maar iedereen in de regio willens en wetens van je vervreemden, riekt naar hybris, overmoed, en dat loopt zelden goed af. De vermaarde Amerikaanse politicoloog en strategie-analist John Mearsheimer vroeg zich laatst af of ze ‘gek waren geworden’. Mearsheimer is geen vriend van Israel, – hij schreef onder meer een geruchtmakend boek over de negatieve invloed van de Israelische lobby op het Amerikaanse beleid -, maar zijn woorden zouden Netanyahu te denken moeten geven.
Als de VS Israel al niet tot de orde kan of wil roepen, wat kan ‘Europa’ dan doen? (Die internationale gemeenschap laten we beschouwing). De EU is zoals meestal verdeeld. Frankrijk is voorstander van een steviger optreden tegen Jeruzalem. Maar het belangrijkste land kan wegens zijn verleden weinig doen. De veiligheid van Israel is voor Duitsland ‘staatsraison’: Berlijn zal Jeruzalem altijd moeten steunen. De Duitse minister van buitenlandse zaken, Annalena Baerbock, is minstens zo vaak in het Midden-Oosten geweest als collega Blinken en heeft zo weinig bereikt, dat men zich in Berlijn af begint te vragen waarom ze überhaupt nog in het vliegtuig stapt.
Binnen de EU is Nederland een kleine speler. Als Den Haag de krachten bundelt met andere kleine spelers kan het soms enige invloed uitoefenen. Maar als de EU machteloos en verdeeld is, als Duitsland en Frankrijk het oneens zijn, is die invloed te verwaarlozen. Een tijd wilden we ‘gidsland’ zijn en anderen vertellen hoe het moest. Dat ligt nu achter ons, maar soms blijkt die neiging moeilijk te onderdrukken.
Ik wil niet zo ver gaan om de Adviesdraad van wereldvreemdheid te betichten, maar zouden de dames en heren echt denken dat hun steentje meer dan een nauwelijks waarneembare rimpeling te weeg brengt? Een Adviesraad van de regering en het parlement die platitudes en wenselijkheden naar buiten brengt en in de invloed van Den Haag overschat, kan je bij alle goede bedoelingen moeilijk serieus nemen. ‘Spuit 11 geeft ook modder’, zei mijn grootvader in zo’n geval.
Geef een reactie