Over de nieuwe premier Dick Schoof klinkt soms op verwijtende toon dat hij een ‘ongekozen ambtenaar’ zou zijn. Op zichzelf klopt het dat ex-ambtenaar Schoof op geen enkel kiesformulier voorkwam, maar hij is bepaald niet de enige.  In zijn kabinet zitten naast hemzelf vier (als ik goed geteld heb) ministers op wie bij de laatste Tweede Kamerverkiezingen niet gestemd kon worden. Minstens twee, met Schoof erbij drie, waren helemaal nooit verkiesbaar.

Goed, zult u zeggen, maar een premier is toch iets anders. Bij vrijwel alle kabinetten uit het verleden kwam diens naam wél op de kieslijst voor.

Dat mag waar zijn, verplicht is het allerminst. We kennen in Nederland nu eenmaal niet het systeem van de gekozen premier (of ministers).En dat is maar goed ook. Mark Rutte, Jan Peter Balkenende, Wim Kok en ga zo nog maar even door, waren weliswaar lijsttrekker namens hun partij. Maar ze hadden er – net als PVV-leider Geert Wilders – voor kunnen opteren om in de Tweede Kamer te gaan zitten.

Trouwens, een premier op wie niet gestemd kon worden, is historisch gezien niet uniek. Je moet weliswaar teruggaan tot 1966 om een ongekozen premier tegen te komen, maar dan heb je er ook een. Jelle Zijlstra was lid van de ARP (later opgegaan in het CDA), maar hij ontbrak op een kieslijst voor de Tweede Kamer (hij zat wel in de niet rechtstreeks gekozen senaat).

Zijn voorganger, premier Jo Cals, vormde een twijfelgeval. Hij leidde het naar hem genoemde kabinet, maar verkiezingen kwamen er niet aan te pas. De KVP besloot na het al snel in geruzie over de omroeppolitiek geëindigde kabinet-Marijnen om van rechts naar links te switchen. Omdat de ARP ook meedeed, betekende dat alleen dat   de VVD plaats moest maken voor de PvdA. Overigens was Cals op dat moment wel Kamerlid, dus helemaal zonder kiezersmandaat was hij niet.

Dat gold wel voor de voorganger van Marijnen, Jan de Quay. Die kon als commissaris van (toen nog) de koningin in Noord-Brabant niet bogen op enige opdracht van de kiezer. Dat hij toch premier werd (een beetje tegen wil en dank) kwam omdat zijn partij – de destijds oppermachtige KVP – hem graag de politieke leiding van het land in handen gaf.

De Quay was overigens omstreden. Tijdens de Tweede Wereldoorlog (destijds nog niet zo heel lang geleden) had hij met twee anderen de Nederlandse Unie opgericht. Die streefde naar samenwerking met de Duitse bezetter. In linkse kringen is hem dat kwalijk genomen, waardoor hij in een slecht blaadje kwam te staan.

De opschudding die het verleden van De Quay verwekte viel overigens in het niet bij de woede die de term ‘omvolking’ in onze tijd bij velen teweeg brengt. Het kabinet-De Quay zat de rit van vier jaar dan ook gewoon uit. Of dat Schoof en de zijnen ook lukt valt nog te bezien, al hebben Marjolein Faber en Reinette Klever beloofd de grondwet stipt uit te voeren.