‘Hoe voelt u zich?’, had de uroloog direct na de prostaatoperatie en het nemen van de biopten gevraagd.
‘Naar omstandigheden,’ antwoordde ik. ‘Wat kan ik verwachten?’
‘U gaat plassen met een krachtigere straal.’
Ik moet veel drinken om weefselrestjes uit de blaas te spoelen en mijn waterwerken op gang te krijgen. Ik weet niet wat ik meemaak. Niet meer elk uur naar het toilet. Niet meer naar huis haasten om net wel, net niet op tijd een plas te doen. Niet meer vijf, zes, zeven keer in de nacht eruit. Niet meer van drup, drup, drup, maar van pschschscht. Het is alsof ik zes, zeven jaar ben teruggegaan in de tijd.
Mijn mobiel ligt voor het grijpen naast mij. Om kwart over twee zal ik worden gebeld met de uitslag van de biopten. De tijd kruipt. Kwart over twee: geen bericht. Een beetje geduldig zijn, houd ik mij zelf voor, de artsen hebben het druk genoeg. Drie uur. Ik kijk naar de klok aan de muur. Het lijkt alsof de wijzers zijn vastgelijmd. Ik sta op. IJsbeer door de kamer. Ga zitten. Pak de krant. Kan mij niet concentreren. Leg hem weg. Kwart over vier gaat mijn mobiel eindelijk over.
De arts valt met de deur in huis. Vriendelijk, maar resoluut zegt zij: ‘Er is prostaatkanker geconstateerd, mogelijk een agressieve vorm. U krijgt een PET CT SCAN om te zien of er uitzaaiingen zijn. Aan de hand daarvan maken we een behandelplan.’
Ik reageer niet direct.
‘U bent stil. Bent u geschrokken?’, vraagt de arts.
‘Ik zat op te schrijven wat u net heeft gezegd. Nee, ik ben niet geschrokken, ik had rekening gehouden met een minder prettige uitslag.’
‘Oké, heeft u nog vragen?’
‘Ik zou nog blaasspoelingen krijgen, tot nu niets over gehoord.’
‘Even kijken in uw dossier. Ja, hier heb ik het. Donderdag 24 oktober krijgt u de eerste van zes spoelingen via een katheter door uw plasbuis.’
Ik ben nog lang niet uitgepist.
Geef een reactie