‘Han van Ella wordt de dag voor jou geopereerd aan zijn prostaat, misschien komen jullie bij elkaar op zaal te liggen,’ zegt Annie.

Wat een toeval, maar verbaasd ben ik niet. Er lopen heel wat prostaatgangers rond. Een bekende tegenkomen is niet zo vreemd.

Twee dagen voor de opname wordt ik gebeld door het Franciscus: ‘Uw operatie van donderdag is verplaatst.’

Ik hap naar adem. Voordat ik kan zeggen “daar ben ik niet blij mee” vraagt de baliemedewerkster: ‘Kunt u morgen komen?’

Pfff…

Onderweg naar het Franciscus, zegt Annie: ‘O ja, ik kreeg gisteren een appje van Ella: Han heeft afgezegd.’

Er valt een kwartje.

 

Ik hoor van de intakezuster, dat er geen bed vrij is op urologie. Zij brengt mij naar een tweepersoonskamer op de afdeling Geriatrie. Hallo, wat krijgen we nou, dat is toch een afdeling voor oude mensen. Ik ben pas tachtig.

 

Het bed tegenover mij is leeg. Ik hoop op een gezellige medepatiënt, eentje waarmee ik een praatje kan maken, iemand die kranten en boeken leest, een brede belangstelling heeft. Terwijl ik mij uitkleed en het operatiejasje aantrek hoor ik vanaf de gang een splijtende rochel gevolgd door een harde uithaal. Een broeder rijdt een rolstoel met een oudere vrouw naar binnen. Plakkerige, grijze haren vallen half over haar gezicht, wit als dat van een Pierrot. De broeder moet hulp halen om haar uit de rolstoel te hijsen en in bed te leggen. Het opstaan doet haar pijn.

 

De vrouw zit op vijf meter afstand rechtop in de kussens in het bed tegenover mij. Ik stel me voor. ‘Ria,’ zegt zij. ‘Rochel, rochel, uithaal.’

Ik weet niet wat te zeggen. Voel afkeer. Zou haar het ziekenhuis willen uitrijden en haar parkeren in de rokershoek. Opeens is het een drukte van belang. Zes witte jassen komen binnen en gaan om Ria heen staan. Het gordijn wordt dicht geschoven. Geritsel met beddengoed. Gespreksflarden: “Niet op uw linkerzij liggen… Au… Open wond… Au au… Niet aankomen… Mag ik naar huis… Au… Gebroken… Poos blijven… Au au… Geduld hebben…”

 

Ik word in mijn bed naar de anesthesist gereden en zie boven mij het plafond met de lampen voorbij glijden. Ach die Ria, denk ik, wat een bezoeking. Heb het met haar te doen. De vraag van de anesthesist onderbreekt mijn gedachten: ‘Wilt u een ruggenprik of een roesje?’

‘Een ruggenprik. Ik wil alles meemaken.’