Je kunt president van de Verenigde Staten worden terwijl je concurrent bij de verkiezingen de meeste stemmen heeft behaald. Dat was het geval in 2000 toen de Democraat Al Gore het uiteindelijk aflegde tegen de Republikein George W. Bush. En het gebeurde ook in 2016 toen de Democraat Hillary Clinton bijna drie miljoen stemmen meer binnenharkte dan haar opponent Donald Trump, maar deze Republikein toch met de winst ging strijken.

Het is allemaal het gevolg van het Amerikaanse kiessysteem waarbij de afzonderlijke vijftig staten een stevige vinger in de pap hebben. Niet de landelijke uitslag is bepalend, maar de uitkomst in het zogeheten electoral college, het kiescollege. Dat bestaat uit 538 kiesmannen en -vrouwen. Elke staat heeft daarin een aandeel dat vooral (maar ook weer niet helemaal) afhangt van het aantal inwoners. Zo heeft het dichtbevolkte Californië 54 zetels, het dunbevolkte Montana (decor van talloze westernfilms) maar vier. Daarmee is deze staat rijkelijk beloond: Montana heeft slechts een miljoen inwoners, Californië maar liefst veertig miljoen; 1 of hooguit 2 zetels dus zou een betere weerspiegeling zijn.

De verdeling werkt in het voordeel van staten met weinig inwoners die veelal ook conservatief (lees: Republikeins) zijn. Het lijkt oneerlijk maar het heeft allemaal te maken met het federale karakter van de VS. Het land telt net als Nederland twee kamers: het Huis van Afgevaardigden en de Senaat. Het aantal zetels dat een staat in het Huis heeft. is gebaseerd op het aantal inwoners. Maar elke staat, klein of groot, heeft in de Senaat twee zetels, niet meer, maar ook niet minder. Dat hebben the founding fathers destijds afgesproken om te voorkomen dat kleine staten in het bestuur van het land het onderspit zouden delven.

Het aantal zetels in het kiescollege is een optelsom van wat elke staat in het Huis én de Senaat heeft; Montana heeft dus twee zetels in de Senaat, en twee in het Huis, bij elkaar vier in het kiescollege. In totaal zijn er 538 kiesmannen. Om tot president gekozen te worden, moet je de helft plus 1 van die 538 binnenhalen, dat is 270. Dat is het heilige getal waar dinsdagnacht als de resultaten binnenkomen alle aandacht naar uit gaat.

De geschiedenis en de opiniepeilingen leren dat van de meeste staten op voorhand al duidelijk is wat ze zullen stemmen, rood (de kleur van de Republikeinen) of blauw (de Democraten). Zo zal Californië altijd in meerderheid op de Democratische kandidaat stemmen, en Texas op de Republikeinse. Dit jaar gaan politicologen er vanuit dat in 43 staten de uitslag nu al vaststaat, al zijn verrassingen natuurlijk altijd mogelijk.

Blijven dus over zeven staten, de zogeheten swingstates of battlegrounds: drie in het noorden, (de rust belt genoemd want in Wisconsin, Michigan en Penssylvania is of was vroeger de auto- en staalindustrie) en vier in het zuiden (de sun belt, want in North Carolina, Georgia, Arizona en Nevada schijnt de zon uitbundig). Donald Trump en Kamala Harris waren de afgelopen weken in deze staten niet weg te slaan. Vooral Kamala weet hoe belangrijk vooral de drie noordelijke staten zijn: Hillary Clinton verloor ze acht jaar geleden alle drie, terwijl ze dacht ze in haar zak te hebben en ze daarom in de verkiezingscampagne ook links liet liggen, een blunder van jewelste.

Van de zeven staten heeft Pennsylvania de meeste stemmen in het kiescollege: negentien. Die staat zou dit jaar wel eens de doorslag kunnen geven. Noch Harris noch Trump kan het zich amper veroorloven daar te verliezen. In de peilingen staan ze op exact hetzelfde percentage: 48. Vooral deze staat is too close to call. Er zijn zelfs specifieke stembureaus in steden in Pennsylvania aan te wijzen die in het verleden nipt van kleur veranderden en die dus bepalend zijn voor de uitslag. Het kan neerkomen op een verschil van maar een paar duizend of zelfs honderd stemmen, terwijl er ruwweg zo’n 150 miljoen Amerikanen naar de stembus gaan.

Die andere 43 staten hebben nauwelijks aandacht van de twee kandidaten, en ook niet van de media. Hoewel: afgelopen weekeind kwam ineens een opmerkelijke peiling in Iowa naar buiten. Dat is een geheide rode staat, de afgelopen twee verkiezingen door Donald Trump gewonnen, op z’n sloffen. Maar volgens de laatste peiling staat Harris ineens voor, met 47 tegen 44 procent, terwijl tot voor kort Trump zoals gebruikelijk de leiding had.

Het bureau dat de enquête heeft uitgevoerd, heeft een stevige reputatie en zit meestal goed met z’n voorspellingen. Maar deskundigen waarschuwen voorzichtig met de peiling om te gaan: het kan een toevalstreffer zijn (een outlier), misschien is er in de verzameling van de data wat fout gegaan, en de onderzochte groep is wel heel klein. Maar desondanks verschenen er in sommige media analyses waarin het onderzoek in Iowa werd doorgetrokken naar andere staten waardoor Kamala Harris per saldo zou afstevenen op een landslide, een verpletterende overwinning. Hier lijkt vriendelijk gezegd de wens de vader van de gedachte. Veruit de meeste peilingen wijzen op een nek-aan-nek-race waarvan de uitkomst niet te voorspellen is. Het wordt een superspannende dinsdagnacht.