Als je op mijn leeftijd komt moet je op je tellen passen. Niet omdat de dood allengs dichterbij kruipt, want die is toch niet tegen te houden. Het is eerder het tegendeel. Je moet uitkijken voor het stuk leven dat je nog wordt toegeworpen. Dat je daar nog een beetje bij hoort.
Je probeert het zo goed als je kunt te begrijpen, te doorzien. En onwillekeurig, hoe zou het anders kunnen, maak je vergelijkingen met eertijds, met vroeger, met de mooie jaren, la belle epoque… Je hebt zoveel opgespaard in het binnenste van je kleine hersenen om met plezier op terug te kijken…Pas maar op dat je het verleden niet verheerlijkt.
Ik haat mijn tijd, zo tekende Antoine de Saint-Exupéry op in zijn dagboek kort voordat hij met zijn vliegtuig neerstortte. Hij zal er zijn redenen voor gehad hebben. En gelet op alle rotzooi waarin de wereld nu rondwentelt, zou ik de mijne kunnen hebben er net zo over te denken. Toch ga ik die opmerking van hem hier niet onderschrijven. Er zit te veel hedonistische levenskunst in mijn bloed. En dan die ongebreidelde nieuwsgierigheid. Want gaat deze tijd nu weer uitvinden? Ik wijs een kloeke wandeling door mijn eigen tijd echt niet af.
Met open ogen kijk ik naar alles wat ik tegenkom. Als ik de strakke gezichten van de mensen in de Europese steden zie, dan zeggen mijn herinneringen me dat ze er vroeger vrolijker uitzagen.
Dat er destijds in de straten, op pleinen en in parken een optimisme vibreerde dat sindsdien verdwenen is. Toen er in cafés of op een straathoek nog zinnige gesprekken gevoerd werden. Toen er in treinen en bussen nog spontane sociale interacties waren in plaats dat gevinger op een oplichtend schermpje.
Het is maar een subjectieve indruk natuurlijk. Niet echt te meten. Maar het komt mij voor dat er toen meer vertrouwen was in de toekomst en in de medemens. Een minimale voorwaarde voor wat levensgeluk. Ik zie dat nu alleen nog maar tijdens concerten waar de meute dicht op elkaar gepakt, bierglas in de hand, het Nederlandse levenslied staat mee te brullen.
De overige tijd lijkt Nederland te zijn weggegleden in postkoloniale somberte. Het probeert net als de flagellanten uit de Middeleeuwen, de historische schuld die het zichzelf heeft aangepraat, er met een zweep van zelfhaat uit te slaan. Zonder zich te realiseren dat leven en tegelijk zichzelf haten elkaar uitsluiten. Overblijfsel van het Christelijk schuldgevoel, dat zal het zijn. Kom tot inkeer, kom tot inkeer.
En ook kijk mij eens deugen want de angst voor de verdoemenis zit er goed in. De post-Christelijke deugers proberen de vermeende ramp met hun schuldbekentenissen bij niet Westerse volkeren af te kopen. En die vinden dat daar best voor betaald mag worden. Je zou haast denken dat Luther voor niets tegen die voorgefinancierde aflaten heeft staan te preken.
Uiteraard worden deze brave deugers ijverig bijgevallen door grote groepen Nafro’s (in Nederland geboren mensen van Afrikaanse afkomst) Die kunnen daarmee de haat die ze door hun heilige boeken en imams is aangepraat dan naar hartenlust uitleven.Gesanctioneerd door de witte deugers doen ze hun best de Nederlandse cultuur, waaruit die witte deugers voortkwamen, zo snel mogelijk af te breken.
De goedwillende witten zien het vooralsnog met lede ogen aan. En daarmee houdt het op. Ze gaan hooguit in de wind van de geschiedenis zitten. Welke kant die opwaait weet geen mens. Maar hij blaast alles omver en lost uiteindelijk alles wel op. Zonder de witte cultuur kunnen de Nafro’s natuurlijk ook geen beschuldigende vinger meer uitsteken. Of compensatie eisen. Het is gewoon wachten tot ze in de tijd verdwijnen.
Zoals alles in de tijd verdwijnt. Wat betekenen al die dingen waar wij ons druk over maken over 1000 jaar, over 500 jaar…Soms gaat het nog veel sneller. Kijk maar eens even achterwaarts. Van alle plannen die we hadden in de dagen dat de Beatles hun ‘Love is all you need’ zongen is weinig terecht gekomen. Onnodig te zeggen dat je daar niemand op kunt nawijzen. Het is simpelweg te wijten aan de eigengereidheid van de geschiedenis. Natuurlijk zijn er altijd mensen die nooit opgeven. Die blijven geloven in de maakbaarheid der dingen.
En toegegeven, tot op zekere hoogte is er die ook wel. Als dat niet zo was, zou niemand nog een reden kunnen bedenken om uit zijn bed te komen.Maar die maakbaarheid is o zo vluchtig. Voordat we er erg in hebben is de wereld in een andere dimensie gesprongen. Een nieuw paradigma binnengegleden, zoals we dat tegenwoordig noemen. Geen mens weet waarom of hoe dat in zijn werk gaat. Het gebeurt gewoon…
Je kan hooguit achteraf proberen te reconstrueren hoe het eraan toeging. En elke onbevangen, achterwaartse blik laat zien dat de geschiedenis niet met zich laat sollen. Om daarvan maar meteen een tragisch voorbeeld te geven: al die Duitse soldaten die bereid waren hun leven te offeren aan het Oostfront deden dat echt niet om het huidige Duitsland te creëren. Ze konden het zich niet eens voorstellen.
Wars van wat wij allemaal met haar voorhebben gaat de geschiedenis grotendeels haar eigen gang. En ze heeft nu een pessimistische bril opgezet met een neerdrukkend, zwaar monteur. Behalve voor wat reactionaire zielen hebben alle ideologieën afgedaan. Geen mens kan voluit beamen dat hij de toekomst met vertrouwen tegemoetziet. Technologische vindingen worden vaak eerder gezien als een bedreiging dan als vooruitgang.
Hier en daar wordt zelfs gesproken van de eindtijd. De ophanden zijnde Apocalyps, even onafwendbaar als een flink uit de kluiten gewassen astroïde op weg naar de aarde.
Maar dan toch ook weer niet zoals bij Paus Innocentius III die voorspelde dat na 666 jaar Islam het beest zou neerdalen uit de hemel. Want ook wat rampen aangaat zijn we seculier geworden. Het zijn nu menselijke ingrepen hier op aarde, die ons naar de verdoemenis helpen.
Er zijn nog altijd religieuze zielen die hun God aanroepen om hen te helpen het beest te temmen. In het Westen is God natuurlijk al geruime tijd dood. Maar -zoals Michel Onfray zo beeldend observeert- zijn kadaver beweegt nog steeds. Zeker als de nood aan de man komt.
De eschatologische gedachte is verre van nieuw. Ze is van alle tijden en door de eeuwen heeft ze altijd haar aanhangers gekend met hun eigen eigenaardigheden. Ieder tijdperk doet het op zijn manier. Het zou mij niet verbazen als op een dag een groep destructieve, levensmoe geworden mensen de straat opgaat om te eisen dat de grote ramp zich nu eindelijk eens voltrekt. Ook culturen kunnen zelfmoord plegen. Of dat een stel oorlogshitsers de atomen vlam laat vatten.
Maar ik neem de momenten die me worden toebedeeld en zet ik de wandeling door mijn eigen tijd opgewekt voort. Soms zijn er slechte dagen. Daar is niet aan te ontkomen. Maar ik weet dat de natuur na elke woede-uitbarsting haar innerlijke evenwicht en serene luchten terugvindt. Op goede dagen wijst ze me alle mooie dingen van het leven stuk voor stuk aan.
En ’s avonds als de eerste ster zich aandient laat ik me welwillend overweldigen door het mysterie der oneindigheid. En omarm de wereld in al haar ondoorgrondelijkheid.
Zeker, zeker, ik weet heus wel dat de zon er op een dag mee ophoudt. Dat het hele universum zal imploderen. Maar ook daardoor laat ik me niet van de wijs brengen. Wat een prachtig avontuur is er voor ons uitgedacht. Ik spring hink-stap-sprong mij eigen fatum binnen.
Geef een reactie