Ik had me ooit voorgenomen in principe niet over splinterpartijtjes te schrijven. Alleen als er iets bijzonders, positief of negatief, aan de hand was, waar je niet omheen kon, zou ik me verwaardigen tot een stukje. Dus niets over DENK, Partij voor de Dieren (PvdD), Volt, nu ook Forum voor Democratie (FvD) en al het andere grut dat de Kamerbankjes bezet houdt. Het was mijn eigen, hoogstpersoonlijke kiesdrempel. Als de politiek zelf niet in staat is de splinters te weren, zou ik het wel doen.

Soms kroop het bloed waar het niet gaan kan en tikte ik toch een stukje. Over de wokies van Bij1, de sektariërs van de PvdD en de harde hand van pa Marijnissen bij de SP. En nu wijk ik weer af van mijn inderdaad weinig standvastige voornemen. Want dit gaat over het CDA.

Nu is het CDA (5 zetels) niet zomaar een splinter. De partij was jarenlang het centrum, de draaischijf van de politiek. Zonder het CDA was geen coalitie mogelijk. VVD en PvdA dongen naar de christendemocratische hand, waarbij de VVD meestal de voorkeur kreeg. ‘We buigen niet naar rechts en we buigen niet naar links’, zei CDA-leider Dries van Agt ooit. Dat hoefde ook niet want dat buigen deden de anderen. Kortom, het CDA hield de politiek misschien niet in een wurg-, maar dan toch wel in een houdgreep. Dat was een ongezonde situatie waaraan pas bij Paars I een einde kwam. Het CDA werd een halve eeuw na de oorlog voor het eerst buiten het Catshuis gehouden. Er zat geen christendemocratische premier in het Torentje.

Ik had zeker oog voor de wenselijkheid en belang van een stabiele middenpartij, maar het confessionele karakter van het CDA, plus de bijbehorende hypocrisie en het soms demonstratieve geworstel met hun geweten van sommige CDA-ers, stuitten me tegen de borst. Dus dat de partij na de oplevinkjes onder Jan Peter Balkenende als machtsfactor van het toneel verdween, kon ik alleen maar toejuichen.

De aftocht van het CDA ging gepaard met een verdere versplintering van de politiek. Daar zal vermoedelijk wel enig verband tussen zijn, maar dat is iets voor politicologen en niet voor een pretentieloze stukjestikker. Ook de vraag of een groot en sterk CDA de opkomst van Geert Wilders, Thierry Baudet en Caroline van der Plas had tegen kunnen houden, behoort tot die categorie. (Het afdekken van de rechterflank was volgens mij eerder de taak van de VVD, maar dat is een andere discussie.)

Zaterdag hielden de christendemocraten in Zwolle hun congres. Het optimisme en enthousiasme waren bijna te groot voor de zaal. In de peilingen staat het CDA nu op 10 zetels, en verdubbeling van wat ze nu hebben. Het werd gevierd als de wederopstanding. En zoals dat gaat, dan slaat men aan het dromen. Twintig zetels moeten bij de volgende verkiezingen mogelijk zijn. Als het NSC van oud-CDA-er Pieter Omtzigt het loodje legt, waar diezelfde peilingen op duiden, zou men veel dolende schapen kunnen terughalen en wie weet zit er dan nog meer in.

De man die sommigen even naar dromenland voerde, staat zelf doorgaans met beide benen op de grond. Henri Bontenbal weet dat het een moeizame klauterpartij zal worden om in de buurt te komen van die 20 zetels. Als hij 10 of 12 zetels haalt, zal hij tevreden zijn. Maar voor nieuwe verkiezingen moet eerst PVV I vallen. Dat kan elke dag gebeuren, maar voor hetzelfde geld blijft het ensemble van Wilders nog geruime tijd dissonanten uitstoten voordat het tenslotte leeggeblazen in de orkestbak lazert. En dan moet Bontenbal echt de mouwen opstropen.

Bontenbal heeft onder de huidige omstandigheden een belangrijk pré, hij wordt alom gezien als ‘fatsoenlijk’. Tot de opkomst van Wilders en co was fatsoen ook op het Binnenhof zo vanzelfsprekend dat het zelden tot nooit werd vermeld. Van mijn Binnenhofse jaren kan ik me geen politicus herinneren die als expliciet ‘fatsoenlijk’ gold. Iedereen wist natuurlijk dat niet iedereen altijd even eerlijk en fatsoenlijk was. Het Binnenhof was een groot roddelbordeel. Je kon vaak het slijpen van de messen horen. Maar er was een misschien niet eens bewuste, lang ingeslepen code waaraan iedereen zich meestal wel hield. Hard op de bal mocht, hard op de man niet. ‘Nepparlement’, om maar iets te noemen, was uit den boze. En men hield de vuile was meestal binnen. (Tot het iemand goed uitkwam die was toch uit te hangen).

Naast dat fatsoen heeft Bontenbal het voordeel dat hij in de oppositie zit en het tegen PVV I makkelijk scoren is. Dat laatste kan hij ook, omdat de man die de oppositieleider zou moeten zijn, Frans Timmermans (GroenLinks/PvdA), zelden raak weet te schieten. Bontenbal weet meestal de juiste toon te treffen, wat hem vaak onderscheidt van de voorspelbare verontwaardiging van de oppositionele collega’s. Hij is redelijk en to the point. Dat wordt in het debat te vaak gemist en valt dus op.

Maar er komt een moment dat dit niet genoeg is. Wanneer hij met misschien wel die 20 zetels voor moeilijke keuzes, dilemma’s komt te staan. Bij bezuinigingen, asielbeleid, klimaat, vergrijzing, onderwijs. Wanneer hij moet kiezen tussen VVD en GroenLinks/PvdA. De luxe van Dries van Agt heeft Bontenbal niet. Het CDA zal nu wel moeten buigen. Die keuze wordt de lakmoesproef van zijn leiderschap. Nu zitten hij en zijn partij in de lift omhoog, maar die lift gaat bij de verkeerde keuzes zo weer naar beneden.