Tot zo’n 50 jaar geleden was de conventie van de Democraten en Republikeinen de bijeenkomst waar ze hun presidentskandidaat kozen. Dat liep vaak uit op koehandel, schimmige deals in achterkamertjes en soms regelrechte chantage en omkoping. De winnaar was vaak een compromisfiguur van wie je moest afwachten of hij de beste kandidaat was. Er zijn historici die de schuld voor het ondermaatse niveau van veel kandidaten en presidenten leggen bij het ‘conventiesysteem’ .

Het was de politieke cultuur, maar erg democratisch kon je het niet noemen. Dat was een van de redenen waarom ze in de jaren 70 van de vorige eeuw overschakelden op voorverkiezingen, primaries en caucuses, waarbij kiezers de kandidaat kozen. Sindsdien gaat tijdens de conventie de al zekere kandidaat op het schild en is het voor de gedelegeerden een gelegenheid om zich niet alleen politiek uit te leven. In de stad waar de conventie plaatsvindt, wrijft de horeca, van bar tot bordeel, zich al maanden van te voren in de handen.

Je kunt je trouwens afvragen of het huidige systeem betere kandidaten voortbrengt. Het aantal zwakke presidenten in de laatste 50 jaar, Jimmy Carter (D), vader en zoon Bush (R) met als onnavolgbaar klapstuk Donald Trump (R) blijft verontrustend groot. Een andere verklaring is, dat, ongeacht het selectiesysteem, het aantal begenadigde politici niet overhoudt. De vijver is klein en de beste vis wil soms niet in de fuik zwemmen. Bovendien, als leider van de Senaat en het Huis van Afgevaardigden ben je soms machtiger dan de man in het Witte Huis.

Vorige maand bejubelden de Republikeinen op hun conventie Trump en zijn ‘running mate’ J.D. Vance. Het was een grote pro-Trump-orgie. Hij was net ontsnapt aan een moordaanslag. Iedereen had het beeld op zijn netvlies dat voorbestemd leek iconisch te worden. Het bebloede gezicht, de opgestoken vuist, de oproep om te vechten. Als een scenarioschrijver dit had geschreven, had hij het verwijt gekregen dat hij het er wel erg dik oplegde.

Dat lijkt intussen een eeuwigheid geleden en Trump is niet langer de gedoodverfde winnaar en de rollen zijn omgedraaid. Joe Biden trad na het desastreuze debat met Trump onder druk van zijn partij terug als presidentskandidaat en ruimde het veld voor vicepresident Kamala Harris. Sindsdien kennen de Democraten een even onverwachte als ongekende opleving en beginnen steeds meer Republikeinen zich af te vragen of Trump nog wel de juiste man is. Hij is nog vaker dan voorheen de draad kwijt en het geraaskal is zo mogelijk nog bizarder geworden.

De onstuitbaar lijkende opmars van Harris heeft de Republikeinen verrast. Vreemd genoeg hadden ze geen plan B voor het geval dat de Democraten Biden naar de uitgang zouden duwen. En nog steeds zijn ze er niet in geslaagd om hun campagne aan te passen. Probleem daarbij is: Trump laat zich niet aansturen. Je kunt hem met een prima speech op pad sturen, zodra hij voor zijn aanhang staat, verdwijnt de speech in de binnenzak en draait hij het oude repertoire af. Nu verrijkt met racistische sneren tegen Harris.

Deze week wordt Harris tijdens de conventie in Chicago formeel tot presidentskandidaat gekroond. Ze was een onwaarschijnlijke kandidaat. Als vice-president kon ze geen potten breken en was ze een fletse verschijning die op de achtergrond moest blijven. Maar tot vrijwel ieders verrassing onderging ze wat niet anders dan een metamorfose kan worden genoemd. Tot dusver heeft ze geen fouten gemaakt en een tussen wanhoop en berusting zwalkende partij nieuw elan gebracht. In de polls staat ze nu zelfs landelijk een paar procenten voor op Trump en ook in de zogenaamde swing states, waar de verkiezingen worden beslist, loopt ze in of staat ze inmiddels licht op winst.

Gevestigde media als de New York Times, Washington Post en CNN kunnen hun geluk niet op, al worden de eerste manende geluiden nu wel hoorbaar. Harris heeft inderdaad het ‘momentum’,  de wind in de zeilen, maar tot nu draait de campagne voornamelijk om de ‘vibes’, de positieve sfeer en stemming. Dat is cruciaal in deze fase, wanneer de basis geënthousiasmeerd en gemobiliseerd moet worden. Maar uiteindelijk zal de inhoud aan bod komen en de campagne gaan bepalen. En of Harris het momentum dan weet vast te houden, kan niemand met zekerheid zeggen.

Presidentsverkiezingen in de VS zijn een ‘fifty-fifty’ -affaire, waarbij de partijen ieder op ongeveer de helft van de kiezers kunnen rekenen. In de hete fase, vanaf volgende maand, gaan de issues een rol spelen en moeten de zwevende kiezers overtuigd worden. Een vast nummer is de staat van de economie. Die staat er niet slecht voor, alleen, de inflatie was lang te hoog en daar kan Harris op afgerekend worden. Immigratie is een ander hoofdthema. Harris had dit hoofdpijndossier in haar portefeuille en succes heeft ze ook door Republikeinse obstructie niet weten te boeken. Haar grote troef zou het recht op abortus kunnen blijken, dat het Hoog Gerechtshof twee jaar geleden heeft beperkt.

In een door en door gepolariseerd land geven negatieve sentimenten en emoties, haat en afkeer, bij verkiezingen vaak de doorslag. Harris heeft zich daar dankzij een positieve campagne vooralsnog aan weten te onttrekken. Maar de komende maanden gaan de handschoenen uit en de boksbeugels aan. Dan zal Harris moeten laten zien dat ze uit het juiste hout gesneden is. Een eensgezinde, van vertrouwen en optimisme bulkende conventie is een onmisbare steun in de rug. Maar of het genoeg is?