Vroeger had je onder historici de theorie van de Grote Man. De Grote Man of Leider, – zelden een vrouw -, had een beslissende invloed op de loop der dingen en drukte zijn stempel op zijn tijd. De waarlijk Grote Man was de redder in nood, zonder wie land en volk ten onder waren gegaan. Bij ons in de polder denken we dan meteen aan Willem van Oranje, de Vader des Vaderlands.

De theorie is al tientallen jaren geleden in diskrediet geraakt. Vooral omdat historici andere factoren, de ‘structuren’, economische en culturele, veel belangrijker vonden. In mindere mate ook omdat omdat dictators en massamoordenaars van het type Hitler, Stalin en Mao door hun aanhangers als Grote Leider werden beschouwd. Hier en daar hoorde en las je nog wel dat er Goede Grote Leiders waren. Over geen historische figuur zijn vermoedelijk zoveel biografieën geschreven als over Winston Churchill, de legendarische Britse oorlogsleider. Maar als verklarende theorie neemt geen zichzelf respecterende historicus het nog serieus.

Leiderschap werd in de loop der jaren steeds meer gezien als een kwestie van technocratie en management. Maar wat je de romantische kant van leiderschap zou kunnen noemen, is nooit helemaal verdwenen. Dat blijkt uit de bovenmatige waardering die aan visie wordt toegekend. Een regeringsleider die zijn land jarenlang redelijk goed bestuurt, maar niet te koop loopt met zijn visie, schiet voor veel burgers toch te kort. (Dat de politicus met visie er vaak niet veel van terecht brengt, is een ander verhaal).

In tijden van crisis merk je dat de roep om ‘bevlogen’ leiderschap steeds luider wordt. De leider hoeft niet meteen een Grote Man of Vrouw te zijn, – daar is de tijdgeest niet naar – maar hij of zij moet genoeg gezag en overtuigingskracht hebben én uitstralen dat de burgers hem of haar vertrouwen en willen volgen. En er is uiteraard geen grotere crisis dan een oorlog.

In de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog gold de Britse premier Neville Chamberlain als een groot staatsman. Hij was bezonnen en wars van avonturen; met ander woorden, een pragmaticus en realist. Maar hij viel door de mand toen hij in 1938 in München zwichtte voor de eisen van Hitler en Tsjechoslowakije uitleverde aan de nazi’s. Chamberlain is de geschiedenis in gegaan als de ‘aarts-appeaser’, die ten koste van alles een oorlog met Hitler wilde vermijden (en toch oorlog kreeg).

Hij werd opgevolgd door Churchill. Destijds vreesden veel Britten dat ze met Churchill van de regen in de drup zouden raken. Churchill was een avonturier, met een carrière van een paar pieken en veel meer dalen. Hij was flamboyant en geestig maar ook een ‘oorlogshitser’ die jaren onvermoeibaar en tegen dovemansoren gewaarschuwd had voor Hitler. Wie had voorspeld dat hij zich zou ontpoppen tot de grote oorlogsleider, was meewarig aangekeken. Churchill kreeg het voordeel van de twijfel omdat Chamberlain en zijn medestanders zich hadden gediskwalificeerd. Verder moest men er maar het beste van hopen. Enfin, het verdere verloop van het verhaal is bekend.

De voor ons belangwekkende portee is dat bijna niemand in het Britse establishment in Churchill een grote oorlogsleider kon of wilde zien. Dat was te onwaarschijnlijk. En niemand had destijds ook maar kunnen bevroeden dat het nageslacht dit ongeleid projectiel (dat was zijn reputatie in nette kringen) tot de grootste Brit aller tijden zou verkiezen. Dat was nog veel onwaarschijnlijker.

Of de huidige crisis uitloopt op een oorlog valt natuurlijk niet te voorspellen. Maar dat het de ernstigste crisis is sinds de Tweede Wereldoorlog, daar is vrijwel iedereen het  over eens. En dan gaat men reflexmatig op zoek naar leiders die ons in het Westen door de crisis kunnen loodsen. De veel gehoorde klacht is, dat hij of zij momenteel in geen velden of wegen te bekennen is. De kandidaten die in een inmiddels vermoeide opsomming de revue passeren, worden zonder uitzondering te licht bevonden. De Franse president Emmanuel Macron, de Britse premier Sir Keir Starmer, de Duitse nog-kanselier Olaf Scholz, missen het formaat. Er wordt nu veel verwacht van de toekomstige kanselier Friedrich Merz, maar er zijn ook veel sceptici.

Maar zou het mogelijk zijn dat een van hen, minus Scholz natuurlijk, alsnog het leiderschap toont waar de westelijke helft van de wereld naar snakt? Dat ze onvermoede eigenschappen hebben die opeens naar buiten komen. Opeens blijkt iemand als Starmer die in eigen land door de politiek slaapwandelt, te kunnen inspireren en de bevolking ‘mee te kunnen nemen’.  Of Macron blijkt toch de Jupiter die hij bij zijn aantreden acht jaar geleden ambieerde te zijn. En maakt Merz de hooggespannen verwachtingen waar. Hoe onwaarschijnlijk het nu lijkt, het valt niet uit te sluiten. We kunnen natuurlijk niet te pas en te onpas met Churchill aankomen, maar zijn voorbeeld laat zien dat iemand waar niemand veel in zag, boven zichzelf en zijn reputatie weet uit te uitstijgen.

Het zou een hele geruststelling zijn dat ook bij ons in de polder zo’n figuur zou opstaan. Niet om op het wereldtoneel te gloriëren, maar om ons het idee te geven dat we bij hem of haar in goede handen zijn. In Dilan Yesilgöz of Frans Timmermans kunnen natuurlijk onvermoede talenten sluimeren, maar op een of andere manier lukt het niet daarin te geloven. En over de rest van het ensemble, inclusief Geert Wilders, hoeven we het niet eens te hebben. Daar valt niets eens de kiem van leiderschap te ontwaren.