De Engelse politicoloog David Runciman publiceerde acht jaar geleden een interessant boek over crisisbeleid in de democratie, the Confidence Trap, de Vertrouwensval. In de kortst mogelijke samenvatting die het boek natuurlijk geen recht doet: gevestigde democratieën overleven de meeste crises, oorlogen, economische depressies, pandemieën. Maar het gaat zelden meteen goed. De besluitvorming is zeker in het begin chaotisch en traag. Eerst moeten alle mogelijke halve maatregelen en foutieve oplossingen zijn uitgeprobeerd, voordat leiders in staat zijn de juiste keuzes te maken. Pas wanneer er geen andere uitweg is, wordt uiteindelijk, vaak tegen heug en meug,  de goede afslag gekozen.

Kiezen is trouwens niet het juiste woord. De oplossing wordt de leiders eigenlijk opgedrongen. Het is eerder de wal die het schip keert. Er zat niet anders op en het blijkt te werken. Daarna lijkt het even dat de les geleerd is maar lessen zijn er om vergeten te worden. We, gekozene en kiezers, sudderen voort in zorgeloze zelfgenoegzaamheid. Alles is uiteindelijk goed gekomen, toch? Tot een nieuwe crisis opdoemt, waarna het gelazer weer van voren af aan begint.

Dat patroon zie je terug in de coronacrisis. Niemand met enig benul zal de illusie gehad hebben dat we daar snel uit zouden komen. De wereld had in geen 100 jaar een pandemie van deze omvang meegemaakt. De laatste vergelijkbare was de Spaanse Griep van 1918-’22 die waarschijnlijk meer dan 50 miljoen slachtoffers eiste. Als zo’n ramp op je pad komt, moet de paniek je als politicus om het hart slaan. Daar ben je totaal niet op voorbereid. Wat moet je doen? Het is onbekend terrein. Gehuld in dichte mist. Je kan in de woorden van Angela Merkel alleen ‘op zicht rijden’. En daarbij beland je  onvermijdelijk op omwegen en zijpaden.

Als de eerste paniek is geweken, volgt de fase van improviseren en op hoop van zegen. Het heeft geen zin om dit allemaal nog eens te herkauwen maar het crisismanagement voorkwam met zijn coronaregels, lockdowns,  economische steunpakketten en niet te vergeten de inzet van het verplegend personeel dat het een ongekende catastrofe werd.  En toen in recordtijd, – binnen een jaar! -,  de eerste vaccins verschenen, leek de ergste kou uit de lucht. In elk geval boden ze een adempauze.

Dat was het moment waarop overgeschakeld had moeten worden van crisismanagement op regulier bestuur. Corona was bij alle onzekerheden niet langer een onbekende grootheid en het beleid had daarop ingericht moeten worden. Uitbreiding van de ic-capaciteit, intensivering van de vaccinatiecampagne, de boosterprik, aanscherping van de informatie voor de aarzelende (allochtone) minderheden, kortom, voorbereidingen treffen voor een mogelijke, en waarschijnlijke, nieuwe golf. Dat is onvoldoende gebeurd, de teugels zijn bovendien te snel gevierd, en daardoor zijn we aangekomen op  het punt waarop alles mis lijkt te gaan. Met een dreigende code zwart, wappierellen en een regering die radeloosheid uitstraalt. Plus een nieuwe variant die mogelijk nog gevaarlijker en besmettelijker is.

Het grootste raadsel van de afgelopen maanden is de consideratie met de wappies. Hoe kan een regering zich laten terroriseren door een minderheid die in staat blijkt een heel land te ontwrichten? In dit land zijn we van oudsher dol op principiële discussies. Je kunt het zo gek niet bedenken of er is altijd wel iemand die er een ethisch aspect aan ontdekt. Dat er een debat zou opvlammen over grondrechten en vaccineren was dus voorspelbaar. Maar dat debat voltrekt zich over de hoofden van de wappies. Misschien heeft een enkeling gehoord van artikel 11 van de grondwet (onaantastbaarheid van het lichaam), maar de meesten laten zich opgehitst door ‘influencers’ meeslepen in de meest bizarre complottheorieën. En verdomd, dan staat er altijd een ‘communicatiedeskundige’ op die vindt dat ‘er niet genoeg was gedaan om ook deze groep te bereiken’. Ondertussen gooien ze bij artsen de ramen in, steken teststraten in de fik en bestoken ze de politie met brandbommen.

De enige conclusie die je kan trekken is dat de regering bang is haar verantwoordelijkheid te nemen. Mark Rutte en Hugo de Jonge duiken keer op keer weg achter de adviezen van het OMT en doen niet wat ze moeten doen. Zij moeten op basis van die adviezen de afwegingen maken en de knopen doorhakken. Maar het blijft vrijwel altijd bij halve maatregelen die, rara hoe kan dat, steeds ontoereikend blijken. Daarom hebben we nog altijd geen 2 G-beleid( toegang uitsluitend voor wie gevaccineerd dan wel genezen is) en is een vaccinatieplicht niet aan de orde.

Begin van de week hoorden we dat we de nieuwe  bewegingsbeperking voornamelijk aan ons zelf te wijten hebben. We houden ons niet meer of hoogstens half aan de coronaregels. Dat zal best, maar al er iets de noodzaak van stevig ingrijpen onderstreept, is het dat gegeven. Bartjens had het Rutte en De Jonge kunnen uitleggen: hoe langer dat ingrijpen uitblijft, des te sneller slinkt hun goodwill en geloofwaardigheid en daarmee het draagvlak. Of het nieuw afgekondigde pakket waarbij de samenleving drie weken van 17.00 tot 05.00 uur op slot gaat, eindelijk de gewenste uitwerking heeft, kunnen we alleen maar hopen. Ik zou er niet op rekenen.

Waarschijnlijker is dat de wal het schip gaat keren. Dat men net als in Oostenrijk inziet dat aan 2 G en vaccinatieplicht niet te ontkomen valt. Hopelijk komt die coronapil gauw op de markt en zijn komend voorjaar genoeg mensen volledig, d.w.z. drie keer, gevaccineerd of genezen om aan een volgende golf te ontsnappen. Toch geldt ook hier: ik zou er niet op rekenen.