De Indiase premier Narendra Modi kreeg de afgelopen dagen in Washington het onthaal van een groot democratisch staatsman. Hij mocht voor de tweede keer het Congres toespreken, een eer die doorgaans voorbehouden was aan de Churchills en Mandela’s van deze wereld. Vervolgens ging president Joe Biden stevig in de weer met de stroopkwast. Modi was de leider van een land waar ‘de democratie in het DNA zit’. Net als de VS.
Dat DNA zit misschien (nog) wel in zijn land, maar niet in Modi zelf. De Indiase premier is een zogeheten ‘Sterke Man’, een ‘illiberale democraat’ die druk doende is de democratie uit te hollen. De moslim minderheid wordt gediscrimineerd, de pers ligt onder vuur en de rechtsstaat staat onder druk. En dat in steeds heviger mate.
Modi is, zou je kunnen zeggen, wat Donald Trump graag wil worden.
De fanfare rukte dus niet uit omdat Modi een modeldemocraat is. Net als andere dubieuze lieden die het Congres mochten toespreken, – de Israëlische premier Benjamin Netanyahu mocht zelfs drie keer -, gaf realpolitik de doorslag. India is nodig als bondgenoot in het conflict met China. Dat Modi in de Russische oorlog tegen de Oekraïne weigert afstand te nemen van Moskou en profiteert van goedkope Russische olieleveranties, liet Biden wijselijk onvermeld.
Als nog altijd machtigste land ter wereld bedrijven de VS uiteraard realpolitik. Als zijn belangen in het geding zijn, maakt Washington vuile handen. Alleen, er moet voor het zelfbeeld een sausje met waarden en normen over. Als oudste democratie zien de VS zich nog altijd als een lichtend voorbeeld voor de rest van de wereld. Die rest ziet naast de onverholen macht vooral veel hypocrisie. De Amerikanen mogen operaties als in Afghanistan en Irak graag verkopen als bevrijding en het brengen van democratie, maar de rest van de wereld weet beter. Die nobele intenties zijn, in zekere zin, aanwezig, maar belangen speelden een minstens even belangrijke rol.
Dat gedraai is natuurlijk onnodig. India heeft de VS minstens zo hard nodig als de VS India. China heeft Pakistan afgelost als aartsvijand nummer 1. In Delhi zijn ze nog niet vergeten dat drie jaar geleden bij schermutselingen met Chinese troepen in het grensgebied in de Himalaya’s minstens 20 Indiase soldaten zijn gesneuveld. Ze hebben evenmin enige illusie over China’s ambities. En zijn ervan doordrongen dat als de nood aan de man komt, je beter de Westerse supermacht aan je kant kan hebben. Het Indiase leger is nog steeds geen partij voor het Chinese.
Om die onversneden realpolitieke reden werkt Delhi samen met Washington. In de Quad, een ‘veiligheidsdialoog’ met verder Australië en Japan, en, mag je aannemen, andere vormen van militaire samenwerking. Maar Delhi is ook lid van de Shanghai Samenwerkingsorganisatie (SHO), een Chinese initiatief waar ook Rusland aan deelneemt. Kanalen ophouden en je indekken tegen alle mogelijke eventualiteiten is het wezen van realpolitik.
De Indiërs doen daar niet geheimzinnig over. Delhi ‘heeft geen vrienden, alleen belangen’, zoals de Franse president Charles de Gaulle ooit over de positie van zijn eigen land heeft verklaard. Dat aforisme staat dik onderstreept in de Indiase staatsagenda. India kiest niet voor permanente bondgenootschappen. Dat heeft het sinds zijn onafhankelijkheid nooit gedaan. Delhi was een van de leiders van de ‘ongebonden landen’, die, het woord zegt het al, tijdens de Koude Oorlog tussen de VS en Rusland, toen nog Sovjet Unie, weigerden partij te kiezen. (Dat had tevens het voordeel dat je de supermachten tegen elkaar kon uitspelen.)
Daarbij moet worden aangetekend, dat Delhi in de eerste jaren regelmatig een voorkeur voor Moskou aan de dag legde. Niet alleen uit opportunisme. De toenmalige leiders probeerden een eigen soort socialisme op te bouwen en konden steun van Rusland goed gebruiken. Als overblijfsel uit die tijd is Moskou nog steeds de belangrijkste wapenleverancier. Aan die opstelling zat ook wel een moralistisch tintje. India wilde het Westen nog wel eens de les lezen, maar die tijd is allang voorbij. Delhi windt er tegenwoordig geen doekjes om. De belangen staan op de eerste, tweede, derde, enzovoorts plaats.
We leven tegenwoordig in een ‘multipolaire’ wereld. Er is geen staat of groep van staten dat de wereldpolitiek beheerst. Het Westen, lees de VS, zou op zijn retour zijn, Rusland heeft zich verslikt in de Oekraïne, China heeft wel de aspiraties, maar het is nog maar afwachten wat daarvan terecht komt. Beijing heeft zo zijn eigen problemen: een haperende economie, en voor de langere termijn doorslaggevend, vergrijzing en een sterk krimpende bevolking.
Sommige deskundigen zien in India een potentiële supermacht. Het heeft nu al de grootste, en jonge, bevolking, een bovenmodaal groeiende economie en een bloeiende hightech-sector. Het heeft ook gigantische problemen: een verlammende bureaucratie, corruptie, discriminatie (moslims, andere minderheden en vrouwen), een schrikbarende kloof tussen arm en rijk, en niet te vergeten, een kastensysteem waardoor een enorm reservoir aan talent onbenut blijft. Dus of India de belofte ooit zal inlossen, staat te bezien. Het blijft voorlopig een derde wereldland met groeistuipen.
India wordt dan misschien geen supermacht maar is in die multipolaire wereld wel een speler van toenemend gewicht. Het Westen doet er verstandig aan de banden met Delhi zo optimaal mogelijk te houden. Zonder illusies over ‘democratisch DNA’, het naleven van de mensenrechten en andere Westerse specialiteiten. Belangen gaan soms voor. Ook al moet je daarvoor de loper uitrollen voor een autocraat.
Geef een reactie