Geert Wilders was er als de kippen bij om zijn Oostenrijkse collega Herbert Kickl geluk te wensen. ‘Van harte, FPÖ. Vrijheid, soevereiniteit en geen illegale immigratie. Dat is wat miljoenen Europeanen willen’, schreef de PVV-leider op X. Andere populistische coryfeeën volgden, onder wie Marine le Pen en uiteraard de Hongaarse premier Viktor Orban, de informele voorman van het gezelschap.

Kickl had net de Oostenrijkse verkiezingen gewonnen en zijn FPÖ met 29,2 procent, plus 13, was net de grootste partij van het land geworden. Een historische overwinning, want niet eerder waren de populisten de grootste. De twee ‘kartelpartijen’, de conservatieve ÖVP, 26,5, min 11, en sociaaldemocratische SPÖ, 21,1 gelijk, die elkaar tientallen jaren afwisselden als grootste kracht, moesten genoegen met de tweede en derde plaats. Kickl eist het het premierschap op, maar de kans dat hij ‘Volkskanzler’ (titel geleend van A. Hitler) wordt is klein. De SPÖ wil sowieso niet met de FPÖ regeren en de ÖVP wil er alleen over nadenken, wanneer Kickl zelf buiten de regering blijft. De andere partijen zijn te klein, als ze al met Kickl in zee willen.

Geen man over boord voor Kickl, ben je geneigd te zeggen. Wilders heeft hem voorgedaan hoe je zonder minister-president te worden toch de dominante figuur kan zijn. Hij moet wel zien te voorkomen dat ÖVP en SPÖ de handen ineenslaan om hem en de FPÖ buiten de deur te houden. De kartelpartijen moeten elkaar niet, dus het wordt vermoedelijk een lange formatie waarvan je de kans van slagen maar moet afwachten.

De overwinning van de FPÖ is de nieuwe mijlpaal in een wat je een populistische triomftocht mag noemen. Na Wilders, le Pen, Orban, Giorgia Meloni in Italië, Robert Fico in Slowakije en de Duitse AfD, schaart Kickl zich in de als maar langer wordende rij populistische winnaars. En dan moet de hoofdprijs nog komen. Op 5 november vinden de presidentsverkiezingen in de VS plaats. Als Donald Trump wint, en dat is niet denkbeeldig, kan de vlag in top.

Trumps voormalige adviseur en strateeg Steve Bannon droomde ooit van een ‘Populistische Internationale’ (PI). Hij werd kennelijk geïnspireerd door de Socialistische Internationale (SI) waar, de naam zegt het al, socialisten in samenwerken. De SI heeft een hoofdkwartier in Londen waar ze dromen van grensoverschrijdende solidariteit en ander fraais. Maar een succes kan je het niet noemen. Meer dan een vrijblijvende palaverclub is het niet geworden. Over die PI hoor je na de roemloze aftocht van Bannon niemand meer. Ook zonder PI kunnen ze genoeg schade aanrichten.

Populistische leiders komen regelmatig bij elkaar maar dat zijn vooral gelegenheden om elkaar te prijzen en te loven. Daarnaast zal men ongetwijfeld van gedachten wisselen over populistische thema’s en campagne-strategieën, maar van coördinatie is geen sprake. Een Populistische Internationale is een contradictio in terminis: populisten zijn in de eerste plaats nationalisten. ‘Eigen land eerst’ blijft lastig te verzoenen met de vaak anders gerichte belangen van andere landen. Het zegt, denk ik, genoeg, dat ze in het Europese parlement niet in één fractie willen zitten.

Wat ze verbindt is het Grote Onbehagen dat in de westerse democratieën vaste voet heeft gekregen. De hoop dat het populisme een voorbijgaand fenomeen zou blijken, is vervlogen. De populistische partijen zijn niet langer vooral een vergaarbak van proteststemmen en andere uitingen van onvrede. De lange neus of zo u wilt de opgestoken middelvinger naar de ‘elite’. Er werd ook lang gedacht, dat, als je de zorgen van hun kiezers maar serieus nam, je de onvrede kon kanaliseren en neutraliseren. Het populisme als de veiligheidsklep van het systeem waardoor ontevreden kiezers stoom af konden blazen.

Daarnaast werden er strategieën bedacht om het gevaar in te dammen. In de eerste plaats het cordon sanitaire waarmee de gevestigde partijen de populisten willen buitensluiten. Verder zou je ze regeringsverantwoordelijkheid kunnen geven, ‘inkapselen’, zodat de kiezer zelf kon zien dat ze daar niets van bakten. Maar we kunnen nu vaststellen dat geen van die strategieën een doorslaand succes is geweest. De populisten blijven groeien.

Ze bepalen in steeds grotere mate de politieke agenda met asiel en migratie als hoofdthema en hulp aan Oekraïne, EU- en klimaatscepsis, ‘woke’ als belangrijke neventhema’s. Ook als ze niet regeren zetten ze de toon en de gevestigde partijen zien zich vaak gedongen mee te zingen en, sterker nog, het boetekleed aan te trekken. ‘We hebben jullie in de steek gelaten’, zei de Deense sociaaldemocratische premier Mette Frederiksen tegen haar kiezers en zette het strengste asielbeleid van de EU in de steigers. Andere gevestigde partijen wordt nu geadviseerd dat beleid te volgen, waarbij gemakshalve vaak wordt vergeten dat de Denen een ‘opt-out’ hebben bedongen. Ze hoeven zich inzake migratie en asiel niet te houden aan de EU-verdragen. En inderdaad, de Deense populisten piepen hooguit nog wat op de achtergrond.

Het populisme is een negatieve kracht waar niemand, de gevestigde partijen, deskundigen en welmenende stukjesschrijvers, raad mee weet. Misschien moet je het laten uitwoeden in de hoop dat ze zich vergalopperen, hun hand overspelen of anderszins falen. Misschien wordt de kiezer wijzer, maar wanneer? Trump heeft van zijn vier jaar in het Witte Huis een potje gemaakt, niettemin maakt hij een goede kans op een comeback. Dichter bij huis stuit Marjolein Faber (PVV) bij haar migratiebeleid op de wet en Brussel, maar ze is wel de populairste minister.

En Herbert Kickl, de grote winnaar van deze week, zal niet de laatste zegevierende populist zijn.