Met Keir Starmer, die bij de parlementsverkiezingen in het Verenigd Koninkrijk een verpletterende overwinning heeft behaald, krijgen de Britten een saaie maar vooral gedreven en gewiekst politicus als minister-president. Grootste verdienste van de 61-jarige jurist (tot hij de politiek inging was hij hoogste baas van het openbaar ministerie) is dat hij in amper vier jaar zijn Labourpartij van een uiterst linkse, onverkiesbare club met sektarische trekken omgevormd heeft tot een centrumlinkse machtsfactor met een ongekende meerderheid in het Lagerhuis.

Nou heeft Keir Starmer (zijn ouders noemden hem naar James Keir Hardie, de man die in 1900 Labour oprichtte) wel het nodige geluk aan zijn zijde gehad. De Britten waren de Conservatieven die veertien jaar aan de macht zijn geweest meer dan zat. Zij hebben er een janboel van gemaakt. De publieke voorzieningen in het Verenigd Koninkrijk zijn om te janken: enorme wachtlijsten in de NHS, de nationale gezondheidszorg, rammelend openbaar vervoer, slechte wegen, verpauperde stadswijken, een grote kloof tussen arm en rijk, en een schrikbarend achterhaald rioolsysteem en drinkwatervoorziening waar menig derdewereldland zijn neus voor op zou halen. De top van de Conservatieven had geen enkele voeling met de gewone Brit en wentelde zich in feestjes in de ambtswoning in Downing Street tijdens de corona-lockdowns of gokte op de exacte verkiezingsdatum en liet intussen de belastingdruk voor de gewone Brit tot ongekende hoogte stijgen.

Starmers tegenstrever, de nu afgetreden premier Rishi Sunak, stapelde in de campagne de ene blunder op de andere – het uitroepen van deze vervroegde verkiezingen was al de eerste; het voortijdig verlaten van de herdenking van D-Day in Normandië de grootste. Bovendien wist de Toryleider zijn dure belofte aan het electoraat (de instroom van asielzoekers drastisch terug te zullen brengen) niet waar te maken.

In de Schotse Nationale Partij brak een groot fraudeschandaal uit, op het moment dat deze SNP de meerderheid van de Schotten achter zich leek te hebben voor het uitroepen van de onafhankelijkheid van het VK. Door die affaire zakte de populariteit van de partij als een pudding in elkaar, Labour heeft daar enorm van geprofiteerd. In Engeland deden de aanhangers van Labour en Liberaal-Democraten (de derde partij van het land) op grote schaal aan het zogeheten tactisch stemmen. Waar nodig steunden ze elkaar om de kandidaat van de Conservatieven van de winst af te houden. Dat heeft beide partijen geen windeieren gelegd; ook de Lib-Dems zijn flink gestegen in zetelaantal.

Veel dank is Starmer verschuldigd aan de populist Nigel Farage wiens partij Reform UK weliswaar maar vier zetels in het Lagerhuis wist te veroveren maar die in menig kiesdistrict zoveel stemmen van de Conservatieven wist af te snoepen dat de kandidaat van Labour er met de overwinning vandoor ging.

In aantal zetels gemeten lijkt de overwinning van Labour gigantisch, ze behaalde maar liefst 412 van de 650 zetels, dat is bijna twee derde. Maar in percentages valt het nogal tegen: Labour heeft 34 procent van de stemmen gekregen, de Conservatieven 24 procent, slechts tien procentpunten minder. Dat verschil in zetelaantal en percentages is vooral toe te schrijven aan het districtenstelsel in het Verenigd Koninkrijk. In elk van de 650 kiesdistricten tellen alleen maar de stemmen van de winnende partij, ook al zijn die dik onder de vijftig procent gebleven. Als bijvoorbeeld Labour in een district 32 procent van de stemmen heeft gekregen, de Conservatieven 28 en de overige partijen veertig procent, dan is alleen die 32 procent van belang, 68 procent wordt niet meegeteld en speelt geen rol in de einduitslag.

Nogal wat Conservatieve ministers uit het kabinet-Sunak hebben hun zetel verloren. Onder hen is Liz Truss, die in 2022 welgeteld 49 dagen minister-president was en in die tijd een rampzalig financieel-economisch voerde waar vooral huizenbezitters nog steeds veel last van ondervinden; hun hypotheekrente is fors gestegen. Het is voor het eerst in de Britse geschiedenis dat een gewezen premier de Lagerhuiszetel verliest. Ook de fractieleider van de Conservatieven in het parlement,  Penny Mordaunt, moet op zoek naar een andere baan. Zij werd gezien als een potentieel Tory-leider. Mogelijk keert zij snel weer terug als in een ander, veilig kiesdistrict door ziekte of overlijden van het parlementslid de zetel vrijkomt.

Keir Starmer heeft de afgelopen weken een hele voorzichtige campagne gevoerd zonder al te veel grote beloftes. ‘Change’ was zijn toverwoord, de Britten hadden volgens hem na veertien jaar Conservatief beleid behoefte aan verandering. Maar waar die verandering uit moet bestaan, is nog niet helemaal duidelijk. Stamer belooft economische groei, die is volgens hem broodnodig om de investeringen in de publieke sector op te voeren, de armoede te bestrijden en de wachtlijsten in de zorg te verkorten.

Wat Labour zeker niet zal doen, is de banden met de Europese Unie aanhalen. Het woord ‘Brexit’ is in de verkiezingscampagne niet gevallen. Zowel de Conservatieven als de sociaaldemocraten hadden er geen enkele behoefte aan dat netelige onderwerp op te rakelen. Daarvoor heeft Brexit tot te veel verdeeldheid in beide partijen geleid en te veel narigheid veroorzaakt; de Britse economie is vier, vijf procent gekrompen. Ook onder premier Keir Starmer blijft het Verenigd Koninkrijk buiten de EU.