Sins de terugkeer van Donald Trump lijkt het of andere (would be)-autocraten de laatste remmen hebben losgegooid en denken nu ongehinderd hun gang te kunnen gaan. Het is niet dat de Amerikaanse president hen een vrijbrief heeft gegeven. Zo werkt het niet. Maar zijn optreden inspireert, als dat woord hier op zijn plaats is.

In Turkije heeft president Recep Tayyip Erdogan zijn grootse rivaal opgepakt en in de gevangenis gegooid. De rechter heeft het voorarrest van de burgemeester van Istanboel, Ekrem Imamoglu, verlengd tot hij terecht moet staan. De beschuldigingen zijn er met de haren bijgesleept. Imamoglu zou corrupt zijn, terroristen steunen en geen geldige universiteitsbul hebben. (Zonder bul mag je in Turkije geen president worden, alsof er een diploma ‘integer regeren’ zou bestaan.) De Turken zijn massaal de straat opgegaan en ook niet-leden hebben hem gekozen tot presidentskandidaat van zijn sociaaldemocratische Republikeinse Volkspartij, CHP. Die verkiezingen zijn pas over drie jaar en je moet ervan uitgaan dat Imamoglu vanuit de cel campagne moet voeren.

In Israel heeft collega-Sterke Man Benjamin Netanyahu het staakt het vuren met Hamas verbroken en gaat nu verder met het verwoesten van wat er in Gaza nog overeind staat. Ook tegen hem demonstreerden honderduizenden burgers, maar net als Erdogan is Netanyahu daar niet erg van onder de indruk. De eigen aanhang is groot en fanatiek genoeg om het protest te negeren.

Turkije zou je al een dictatuur kunnen noemen. Erdogan is 20 jaar premier en president en inmiddels alleenheerser. Israel is nog niet zover, maar dreigt onder Netanyahu een ‘illiberale democratie’ te worden. Beide potentaten houden nog wel verkiezingen, – in Israel anders dan in Turkije nog steeds vrij, – maar de andere pijler van de democratie, de rechtstaat, staat onder druk. In Turkije zijn ze daarin verder dan in Israel, maar Netanyahu maakt vorderingen. Hij wil de belangrijkste openbare aanklager ontslaan.

Als de rechtsstaat wordt ontmanteld, bezwijkt in een democratie de laatste dijk tegen de ambities van de Sterke Man. Ook hier zet Trump de toon. Hij wilde laatst een rechter afzetten die een decreet voor het deporteren van Venezolaanse misdadigers onwettig had verklaard. De opperste rechter van het Hoog Gerechtshof, John Roberts, een keurige conservatief, liet weten dat dit in een rechtsstaat niet kan en Trump bond in. Voor zolang het duurt, uiteraard, want de essentiële democratische waarden zijn niet aan hem besteed.

Wanneer de rechtstaat uitgehold wordt, blijft op den duur alleen het vreedzame protest van de burgers over. Dat wordt moeilijker, als de pers, de belangrijkste spreekbuis van de ‘civil society’, eveneens onder vuur komt te liggen. De gevestigde media hebben het sowieso lastig, omdat veel burgers hun nieuws en niet te vergeten hun opinies vooral ophalen bij de sociale media en ultrapartijdige tv-zenders als Fox News in de VS, de persoonlijke roeptoeter van Trump. De Democraten die de oppositie tegen Trump zouden moeten aanvoeren, zijn een half jaar na de nederlaag bij de presidentsverkiezingen nog zo van slag dat ze niet weten waar ze moeten beginnen.

Binnenlandse ontwikkelingen geven op weg naar de illiberale democratie natuurlijk de doorslag. Historici hebben de kiem van wat nu in de VS gebeurt, ontdekt in de jaren 90 van de vorige eeuw. Toen begon de overname van de Republikeinse Partij door radicaalrechtse populisten. Trump is de laatste en meest succesvolle vertegenwoordiger van die beweging en kwam dus niet uit de lucht vallen maar is dusver de enige die het tot in het Witte Huis heeft geschopt.

Geen beweging zonder ideologen en geen ideologen zonder inspiratiebron. Erdogan en potentaten als de Indiase premier Narendra Modi doen het op eigen kracht en hadden geen inspiratie uit het buitenland nodig. Bij de Trump-beweging keken ideologen als Steve Bannon, de leider van de verkiezingscampagne in 2016, naar Hongarije. Hongarije, een land kleiner en nog onbeduidender dan onze polder? Ja, Hongarije, want daar doet Viktor Orban voor hoe het moet.

Orban is niet alleen de uitvinder van de ‘illiberale democratie’, hij brengt het ook voortvarend in de praktijk. Verkiezingen in Hongarije worden niet al te opzichtig gemanipuleerd. Orban moet natuurlijk winnen, maar de oppositie kan redelijk ongestoord meedoen en oppositieleiders worden niet opgepakt. Maar de onafhankelijke rechtspraak bestaat niet meer en de pers ligt aan de ketting. Hongarije is het gidsland van het radicale populisme en Orban de gids. (Wij wilden ooit ook graag gidsland zijn, maar dan progressief en vergeleken met Hongarije met beperkt succes). Bij ons in de polder volgt Geert Wilders Orbans spoor.

In theorie weet iedereen hoe je autocraten moet bestrijden. De oppositie zet de onderlinge verschillen opzij en bundelt de krachten. Alleen, het komt zelden van de grond, omdat de deelnemende partijen het niet eens kunnen worden over de juiste kandidaat en programma en elke partij de eigen man/vrouw de beste vindt. Wanneer het lukt, zoals twee jaar geleden in Polen toen een democratische coalitie de populisten van PiS versloeg, is het verbond vaak wankel. De Polen hebben het geluk dat ze Donald Tusk hebben, de beste politicus van zijn generatie, maar het rommelt regelmatig in zijn coalitie. In Turkije, Israel, Hongarije en de VS blijft de oppositie (voorlopig) tandeloos.

Het is geen opbeurende boodschap, maar je kan alleen maar hopen dat populistische potentaten falen en, vooral, de economie in het honderd laten lopen. En dan nog is niet gezegd dat de kiezers terugkeren naar de gevestigde partijen. De geest gaat zelden terug in de fles. Helaas.