De Duitse Groenen zitten in een zware crisis. Bij de verkiezingen in drie Oost-Duitse deelstaten haalden ze vorige maand in Thüringen en Brandenburg de kiesdrempel (5 procent) niet en in Saksen was het met de hakken over de sloot. Bij de Europese verkiezingen van afgelopen zomer ging de vlag halfstok en in de peilingen schommelen ze rond de 10 procent. Die verkiezingen zijn tevens referenda over de nationale politiek en dat is aanleiding tot diepgaand Groen zelfonderzoek.

De directe oorzaak van de crisis kent iedereen. De Groenen zitten in Berlijn in de zwakste regering sinds de oorlog. Het is een coalitie van sociaaldemocraten, SPD, liberalen, FDP, en Groen. In die coalitie staan ze elkaar bij elke belangrijke beslissing naar het leven, zodat weinig uit de handen komt. En de Groenen delen volop in de malaise.

(Misschien met uitzondering van minister van buitenlandse zaken, Annalena Baerbock, maar ook bij haar houdt het niet over. Ze zit vaker in Oekraïne en het Midden-Oosten dan in Berlijn, maar de kanselier, Olaf Scholz (SPD), bepaalt uiteindelijk het beleid).

Afgezien van de moeizame Berlijnse praktijk, merken de Groenen dat hun thema’s bij de kiezers minder aanslaan. Klimaat blijft belangrijk, maar is bij de meeste Duitsers geen topprioriteit. Bij het grote thema van dit moment, asiel en migratie, hijgen ze achter de feiten aan. Bovendien verkeert het land nu al ruim een jaar in een recessie en zit daardoor mentaal in een dip. En dit is niet zomaar een recessie: de toekomst van de auto-industrie, het paradepaard, de trots van de natie, de motor van het naoorlogse Wirtschaftswunder, staat op het spel. Zoiets wordt de zittende regering altijd aangerekend, dus ook de Groenen.

De twee partijvoorzitters, altijd een man en een vrouw die ook de linker-en rechtervleugel vertegenwoordigen, zijn inmiddels afgetreden. Die stap moet de volgende fase van het zelfonderzoek inluiden. Het bestuur van de jongerenafdeling wil het resultaat niet afwachten en stapte eveneens op. Uit onvrede met het beleid van de moederpartij dat niet radicaal genoeg is. De jeugd wil een nieuwe ‘echt linkse’ partij beginnen.

‘Het is de grootste crisis sinds dertig jaar’, aldus een partijprominent. De man die het moet oplossen, minister van economische zaken Robert Habeck, een Realo (realist), wil de partij meer naar het centrum trekken en aansluiting zoeken bij wat de meeste kiezers beweegt. Dat geeft bij de Groenen automatisch problemen met de linkervleugel, de Fundi’s (fundamentalisten) die voor zuiverheid in de leer staan. Het Groenen-leven wordt van tijd tot tijd opgeschrikt door de machtsstrijd tussen Realo’s en Fundi’s en dit dreigt zo’n moment te worden. Habeck is lijsttrekker bij de Bondsdagverkiezingen van volgend jaar en als hij niet snel orde op zaken weet te stellen, gaat hij met een verdeelde partij de campagne in.

Wat Habeck vooral zorgen moet baren, is dat vooral jongere kiezers afhaken. Bij de groep van 18- tot 30-jarigen scoort nu de extreem-rechtse AfD het best. Dat moet alle democratische partijen aan het denken zetten, maar voor de Groenen is dit een klap. Dit is de vijver waarin zij van alle partijen met het meeste succes visten.

Een paar jaar geleden hoopten de Groenen de sprong van bubbel- naar volkspartij te maken. Dat was rijkelijk optimistisch maar een mens moet mogen dromen. Realo’s en Fundi’s  sloegen elkaar niet langer de hersens in. Voor de meeste kiezers waren de Groenen de ‘verbodspartij’ van wie je niet mocht vliegen, geen vlees mocht eten en barbecuen en van wie je elke medemens van kleur in het hart moest sluiten. Maar ook op dit punt boekten ze vooruitgang. Echt populair werden ze niet, maar in de peilingen haalden ze rond de 15 procent en soms zelfs meer. Even hadden ze de tijdgeest mee.

De Groenen zijn nu voor veel kiezers weer wat ze altijd waren, de partij van de opgeheven wijsvinger, de moralistische muesli-eters en betweters. Dat is een karikatuur, natuurlijk, maar een karikatuur is een uitvergroting van de werkelijkheid. In elk geval zien de Groenen weer vaker de opgestoken middelvinger (Stinkefinger, zeggen de Duitsers). Ze zijn terug bij af, de bubbelpartij voor progressieve hogeropgeleiden.

Je kunt je afvragen of de problemen bij de Duitsers niet symptomatisch zijn voor de Groene beweging in het algemeen. De Europese verkiezingen waren dit jaar een fiasco. Groen verloor fors, ook bij jonge kiezers. Ze zien het draagvlak voor Groene thema’s, klimaat, ruimhartig asielbeleid, steeds smaller en zwakker worden. Groen gedijt sowieso beter in landen met een vooral protestante cultuur, in landen met een katholieke cultuur deden ze het altijd minder, maar ook in Duitsland, Zweden, Denemarken en bij ons in de polder viel het tegen.

(Akkoord, bij de Kamerverkiezingen van een jaar geleden haalde GroenLinks/PvdA een meer dan behoorlijk resultaat, 25 zetels, maar ze kwamen voor het eerst met een gezamenlijke lijst, en aten het bordje van de linkse concurrentie leeg. Bovendien was de PVV van Geert Wilders 12 zetels groter dan GroenLinks/PvdA. Het zou dus wel eens niet meer dan een tijdelijke opleving kunnen zijn).

Met het wegkwijnen van de sociaaldemocraten kunnen Groenen nog altijd de dominante partij op links worden. Maar de grote doorbraak zit er niet in. Bij de meeste kiezers blijven ze te veel weerzin oproepen. Ze gelden als elitair, zouden zich moreel superieur voelen en de arrogante neus niet buiten de eigen voordeur steken. Dit imago zullen ze niet van zich af kunnen schudden. Groen zal nooit tot volle bloei komen.