Vandaag worden in het Erasmus MC de goudmarkers geplaatst in mijn prostaat. Een uur van tevoren leegplassen, een halve liter water drinken, een antibioticumpil innemen, plas ophouden tot na de ingreep. De doktersassistente stelt mij vooraf drie vragen: ‘Gebruikt u bloedverdunners, bent u ergens allergisch voor, heeft u vanmorgen de antibioticumpil ingenomen?’

‘Nee, nee, ja,’ antwoord ik.

‘Fantastisch, u bent geslaagd, u mag nu uw schoenen, broek en onderbroek uitdoen.’

Een passende beloning.

 

Daar lig ik dan met mijn benen gespreid in de beugels. De uroloog bereidt mij voor op wat gaat komen.

‘Ik voel eerst waar uw prostaat zit, let op de gel is koud.’

Koude kledder in mijn achterste.

‘Hij is vrij plat,’ constateert de uroloog. ‘Zo, nu tussen uw balzak en anus ontsmetten, let op: ook koud, daarna breng ik het echo-apparaatje naar binnen.’

Ik staar naar het plafond, bewust van mijn hulpeloosheid. Daar moeten de behandelaars rekening mee houden. Om mij af te leiden vragen zij naar mijn hobby’s, of ik kinderen heb, wat ik doe om fit te blijven. De woorden stromen in een cascadische versnelling uit mijn mond om het gewroet daar beneden te negeren.

‘U krijgt eerst een oppervlakkige verdoving, twee krasjes en twee prikken,’ zegt de uroloog.

Prettig is anders, maar het is uit te houden.

‘Nu komt de diepe verdoving.’

Priemende injectienaalden. Mijn adem stokt. Ik verkramp.

‘Ontspannen, ontspannen,’ roepen de assistentes.

Het voelt, alsof ik twintig kilometer tegen de wind in heb gefietst met een slecht zittend zadel onder mijn kont. Dan treedt de verdoving in.

De uroloog plaatst vier goudmarkers in mijn prostaat. ‘O jee,’ zegt zij, ‘ik zie op de monitor, dat één marker teveel aan de zijkant van uw prostaat zit, ik zet er een vijfde bij. Komt doordat u niet helemaal ontspannen was. Niet uw schuld, hoor.’

Ik bewonder haar tact.

‘De eerste dagen niet fietsen of auto rijden. U kunt wat bloed plassen, gaat vanzelf over. Bij 38,5 koorts contact opnemen.’

Opgelucht stap ik van de behandeltafel af.

Terwijl wij naar huis rijden, zeg ik met herwonnen bravoure: ‘Hé Annie, vijf goudmarkers in plaats van vier. Ik voel mij steeds meer verwant met de Six Million Dollar Man.’