Dinsdag komt in de Tweede Kamer een motie van SGP’er Diederik van Dijk in stemming om de hoorzittingen met de kandidaat-bewindspersonen maar weer af te schaffen. Naar verwachting wordt die motie aangenomen, waarmee de hoorzittingen van de baan zijn. Ze hebben tot dusver één keer plaatsgevonden, maar de Kamer heeft er alweer genoeg van. De PVV-fractie trekt haar steun voor de bijeenkomsten in.
Volgens initiatiefnemer Kamerlid Joost Sneller (D66) heeft de populistische fractie ‘een lelijke draai’ gemaakt. Maar mij verbaast het eerder dat ze eerst voorstander was van de hoorzittingen. Die leiden namelijk – anders dan Sneller zegt te veronderstellen – niet tot meer transparantie. Integendeel: het ondervragen van de bewindspersonen heeft geen enkele zin.
De Kamer kan namelijk hun komst niet tegenhouden. Ook niet als ze van ervan overtuigd is dat een kandidaat-minister of -staatssecretaris niet in functie mag treden.
Anderzijds kan ze elk moment een motie van wantrouwen indienen tegen een bewindspersoon. Hij of zij is dan min of meer verplicht te vertrekken. De geschiedenis van de afgelopen honderdvijftig jaar kent in elk geval geen voorbeelden van iemand die na zo’n negatieve motie is blijven zitten. Meestal waren ze al eerder vertrokken trouwens.
De Kamer heeft dus al de mogelijkheid om ongewenste ministers of staatssecretarissen naar huis te sturen. Dan moet die motie van wantrouwen wel een meerderheid halen natuurlijk. Dat is de laatste decennia nog niet gebeurd, maar in theorie kan het.
Ik snap de frustratie van Sneller ook wel weer. De afgelopen formatie was behoorlijk mistig. De oppositiepartijen konden alleen machteloos toekijken hoe een kabinet dat er niet had horen te zijn langzaam maar zeker vorm kreeg. In dit kabinet kregen ministers als Marjolein Faber (Asiel en Migratie) en Reinette Klever (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp) sleutelposities, terwijl de oppositie hen bepaald niet geschikt vond.
Alleen: hun gemor en geknars der tanden heeft niet geholpen. Ook niet door de hoorzittingen die vorig jaar juni plaatshadden. Anders dan in het Europees Parlement heeft de Kamer niet de mogelijkheid om voorgenomen benoemingen te verhinderen. Vergelijkingen met het Brusselse vergadercircus gaan sowieso niet op, omdat het EP geen oppositie kent.
Kabinetsformaties vormen uiteraard een ondoorzichtig proces, waarbij de beoogde regeringspartijen achter gesloten deuren onderhandelen en de oppositie moet afwachten. Behoorlijk lang afwachten, leert bovendien de ervaring van de laatste jaren. Partijen willen liever niet met elkaar regeren of worden bevangen door koudwatervrees, zo is gebleken.
Hieraan is helaas niks te doen. Voorstellen van een uit geleerden bestaande studiecommissie om de formatie aan een tijdslimiet te binden – bijvoorbeeld door partijen te dwingen hom of kuit te leveren – lossen niks op. Bij onderhandelingen kun je nu eenmaal geen spelregels afspreken, laat staan deadlines.
Voor Sneller en zijn maatjes is er maar één optie: wachten tot ze weer aan de beurt zijn. Dat moment kan snel aanbreken, gezien het voortdurende geruzie in de coalitie.
Overigens was D66 betrokken bij twee van de drie laatste formaties. Ze duurden allebei langer dan de huidige (zij het bij één maar twee dagen). Het ongeduld bij de democraten is daarom ook wel een beetje misplaatst.
Geef een reactie