Liefhebbers van ’toen alles beter was’ kunnen vandaag hun hart ophalen. Het is precies 62 jaar geleden dat de aartsvijanden Duitsland en Frankrijk voorgoed vrede sloten. Na drie oorlogen, waarvan twee wereldwijd, in 70 jaar, gingen de wapens definitief in de mottenballen. Kanselier Konrad Adenauer en President Charles de Gaulle bezegelden met een handdruk in het Élysée de Frans-Duitse vriendschap.

Het was tevens het moment waarop de Frans-Duitse motor, alias de as Berlijn-Parijs, werd aangezwengeld. In de EU, toen veel kleiner dan nu, ging niets zonder dat de zittende kanselier en president de richting aangaven. De motor haperde van tijd tot tijd, – kan moeilijk anders -. maar meestal draaide hij op voldoende toeren om de Europese samenwerking op gang te houden.

Das war einmal. De Unie van nu is waarschijnlijk te groot voor eensgezind optreden en nationale belangen blijken doorgaans belangrijker dan een gezamenlijk Europees belang. En voor een deel komt dat omdat er zand in de Frans-Duitse motor zit, ofwel te weinig smeerolie aan de as.

Het is bijkans een politieke natuurwet dat reuzen worden opgevolgd door lieden van minder statuur. Na de Gaulle en Adenauer waren er eigenlijk maar twee, hooguit drie regeringsleiders die uit hun schaduw mochten treden. Dat waren Helmut Kohl, François Mitterrand en, vooruit, Angela Merkel. De anderen waren misschien geen lichtgewichten, maar zullen vermoedelijk op niet veel meer mogen rekenen dan een paar alinea’s in het Europese geschiedenisboek. En de ‘nostalgist’ die denkt dat het met de tijd alsmaar minder wordt, kan naar de huidige leiders wijzen. Olaf Scholz en Emmanuel Macron reiken nog niet aan de knieholte van respectievelijk Adenauer en de Gaulle.

De schade zou nog te overzien zijn wanneer ze dit onderkennen en besluiten samen de schouders eronder te zetten. Als je klein van stuk bent en weinig gespierd, is samen tillen toch makkelijker. Maar het schijnt een andere politieke natuurwet te zijn, dat een ondermaats kaliber gecompenseerd wordt door een bovenmaats ego. En laten zowel Scholz als Macron daar last van hebben. En zoals je altijd zult zien, komt dat ontbreken van statuur op het slechtst mogelijke ogenblik.

Scholz geldt algemeen als de slechtste kanselier sinds de oorlog. In alle peilingen staat hij op de laatste plaats. Niettemin denkt hij na de Bondsdagverkiezingen van eind februari toch weer kanselier te worden. Als Macron uit het raam kijkt, wordt het hem bang te moede. Vrijwel heel Frankrijk kijkt reikhalzend uit naar 2027 wanneer zijn tijd erop zit en hoopt vermoedelijk dat hij eerder het Élysée moet ontruimen. Momenteel moet Macron regeren met een minderheidskabinet en eet hij het genadebrood dat de rechtse populist Marine Le Pen voor hem smeert.

Sinds de terugkeer van Donald Trump in het Witte Huis weet iedereen in Brussel, Berlijn, Parijs en andere hoofdsteden wat ze te doen staat. De handen moeten ineen geslagen  worden, de krachten gebundeld. De samenwerking moet hechter worden op alle gebieden, defensie, sociaal- en financieel economisch. Al voert Trump maar de helft uit van wat hij van plan is, Europa is zelfs daar niet klaar voor. We moeten meer uitgeven voor onze defensie, de economie met spoed innoveren en op het wereldtoneel Trump, Vladimir Poetin en Xi Jinping tegenspel zien te bieden. Dan zou het een geruststelling zijn, wanneer de EU leiders heeft die niet denken dat ze groot zijn, maar dat daadwerkelijk zijn. Staatslieden die niet met de pet in de hand naast de Sterke Mannen hoeven te staan en moeten hopen op een paar kruimels. Die staatslieden luisteren niet naar de naam Macron of Scholz.

Misschien zijn er twee politici die in de buurt komen van het gewenste formaat. Ursula von der Leyen wordt gezien als een van de betere EU-voorzitters van de laatste decennia. Maar uiteindelijk is ze een uitvoerder. Ze kan initiatieven nemen en bijsturen maar de regeringsleiders hebben in de Europese Raad het laatste woord. Dat zal niet veranderen zolang de populisten met hun EU-scepsis met elke verkiezing weer iets dichter bij de handrem komen. Von der Leyen mag achter het stuur zitten maar met haar voet komt ze niet bij het gaspedaal.

De andere leider is de Poolse premier Donald Tusk. Het hebben van dezelfde voornaam als de man in het Witte Huis is natuurlijk geen garantie voor rimpelloos contact, maar Polen is een van de VS-vriendelijkste landen in de EU. De Polen geven ruim 4,5 procent van het bruto binnenlands product (bbp), wat de economie verdient, uit aan defensie. Dat is nog niet de vijf procent die Trump eist, maar komt dicht in de buurt. En omdat met dat geld ook wapens in de VS worden gekocht, heeft Tusk mogelijk een streepje voor. Polen beheert tot de zomer het presidentschap van de Europese Raad en de deuren in het Witte Huis zouden daardoor makkelijker openzwaaien.

Alleen, Polen heeft niet de positie van Duitsland en Frankrijk. Tusk is in dit opzicht misschien te vergelijken met Mark Rutte. Voor een minister-president van een middelgroot land had Rutte meer gezag en invloed dan hem eigenlijk toekwam. Maar dat was incidenteel, volledig gebonden aan zijn persoon. Met zijn vertrek verlieten ook zijn gezag en invloed de zaal. Als ze in Brussel Dick Schoof zien, zullen zich afvragen: wie is dat ook al weer? Voor Polen en Tusk zal het niet veel anders zijn.

In 1963 begon in Parijs een nieuw hoofdstuk. De kans dat dit anno nu weer gebeurt, is te verwaarlozen. Helaas.